Met mijn dreumesdochter Julia ben ik onderweg naar de Appie in Oostpoort. We zien Arabisch ogende jongeheren voor sporthal Wethouder Verheij staan, bij de tijdelijke asielzoekersopvang. Ze roken. Als dolle schoorstenen. Bij de ingang van de sporthal staat veel security. Door het raam zien we tientallen mensen, veelal mannen, aan basic tafeltjes zitten. Tukkend met het hoofd tussen de opgevouwen armen, brood dopend in een mediterraan sausje, druk pratend, weggezonken in de smartphone, een enkele keer lachend. Er ligt een wirwar aan stekkerdozen en verlengsnoeren, als infuus voor allerhande telefoonapparatuur.
Langs de smokende kerels lopen figuren met onleesbare naambordjes: personeel. Een goedlachs meisje met zo’n naambordje doet activiteiten met de kleinsten. Goed voor haar talenknobbel, merk ik op. “Heel goed,” antwoordt ze in onvervalst Vlaams. Een vriendelijke man in overhemd en spijkerbroek speelt met zijn zoontje. Met stoepkrijt. Ik vraag hoe het gaat. Er ontspint zich een welwillende conversatie in gebrekkig improvisatie-Engels. Hij komt uit Syrië, maar welk deel wordt me niet duidelijk. Hij steekt doorlopend sigaretten aan en lacht bedeesd als hij praat. Plotseling sprint hij achter zijn zoontje aan, die op een plastic speelgoedauto de Polderweg wil oversteken. Ook hier is gevaar dichtbij.
Wil hij in Nederland blijven? “One week Allemagne. No good. Holland good, yes. Holland good.” Heeft hij zijn familie nog? Hij wijst naar een vrouw met hoofddoek en een huppelend kleutermeisje. Een minzame glimlach verovert zijn verlegen gelaat. Zijn werk? “Chief,” lijkt hij te zeggen, maar misschien versta ik het niet goed. Julia kijkt onderzoekend naar haar tweejarige Syrische vriendje, maar geeft hem op mijn voorstel een overtuigende high five. Seconden later hollen Julia en haar kameraad lachend achter diens zus aan, die met een ballon voor hen uit rent. Hun vader verwacht binnenkort te vertrekken, maar weet niet waarheen. Ter Apel zegt hem niets. Waarom zou het ook. Ze gaan per “policebus”, zegt hij. Morgen. “Insjallah.” Hoeveel ellende er ook is, hoop kleurt de toekomst. Zeker zolang je je familie nog hebt.