Perikelen op IJburg

We rijden door het Noord-Limburgse landschap op weg naar oma’s 98ste verjaardag. Als we er bijna zijn, zegt Deetje (3): ‘Ik vind oma eng.’
‘Waarom?’
‘Daarom is geen reden, hè?’ zegt ze.
‘Nee,’ zeg ik.
De verjaardag wordt in de immense tuin van één van haar zoons gevierd. Als we aankomen, is iedereen er al. Oma heeft dekens om haar benen en een deken om haar schouders. Zij is bijna helemaal ingepakt omdat ze zo dun is. Wij zitten in een grote kring rondom haar en hebben blote armen en benen. Ze eet schuimtaart en drinkt wijn. Ze heeft haar stoel rechtop staan, kijkt rond en ze praat ook best veel. Maar als ik haar feliciteer, – Deetje weigert in haar buurt te komen ¬– zegt ze dat ze 98 echt te oud vindt. Dat ze zo moe is. Ze mag niet klagen van ons.
‘Het is maar net wat je instelling is!’ zegt een oom.
‘Ze mankeert niets,’ zegt nog een oom. ‘Ze moet blij zijn.’
We zijn blij dat ze er nog is. Zij moet ook blij zijn dat wij er zijn. Zodra oma binnen op de bank ligt, hebben we het over leeftijd en dat we voor we het weten 98 zijn. Een keer knipperen met je ogen. Zoals ik nu ineens 40 ben, godbetert.
‘O nee, dat vind ik veel te oud!’ zegt een tante. ‘Dat wil ik niet hoor.’
‘Ik wil ook zéker geen 98 worden,’ zegt een andere tante. ‘Absoluut niet.’
Een oom zegt dat hij liever van de brug geduwd zou willen worden dan ooit in het bejaardenhuis te belanden. We vinden dat oma blij moet zijn dat ze zo oud is, maar niemand zou zelf die leeftijd willen bereiken.
Behalve ik misschien. Ik weet het niet. Dood zijn, lijkt me helemaal niets. Voor je het weet, is het gedaan met je.
Op vakantie in Portugal las ik daarom ‘Het verzuim van de dood’ van José Saramago. Een boek waarin plots niemand nog sterft. Nou, dat is het ’m dus ook niet. Ik kan je verzekeren dat dan alles in het honderd loopt. De afwezigheid van de dood lijkt geweldig, maar het is de hel.
Goed, intussen gaat dit stukje niet over perikelen op IJburg. Achtennegentigjarige vrouwen bestáán hier niet eens! Mensen van boven de vijfenvijftig zie je hoogst zelden. In tegenstelling tot het Serra da Cabreira-gebergte in Portugal waar we in de afgelopen drie weken niemand, echt niemand, zijn tegengekomen die jonger was dan vijfenvijftig. Alles wat we daar zagen was krom, oud en vervallen. Dat was niet gezond. En alles wat hier is, is recht, jong en nieuw. Dat is ook niet gezond.
Maar laten we allemaal blij zijn dat we leven.