In mijn hoekje op de gang zie ik al weer veel prachtige teksten hangen. Natuurlijk gaan de meeste over ‘lievelingsplekjes.’ Ik lees bij Oussama dat dat voor hem de leeshoek is. Ali schrijft over de mini-jungle (‘je bent heel mooi, je bent vol natuur’) en Charissa over Suriname. Ze voelt zich daar heel veilig, vooral bij haar tante, want die heeft waakhonden en die kennen haar. Zo hé, dat is goed geregeld daar bij die Surinaamse tante. Amin voelt zich veilig als hij in de moskee speelt in Turkije en op zijn geheime plek. Oei, daar word ik nieuwsgierig van: hoezo geheime plek? Waar dan? Eli is het liefst op Cuba, omdat het daar mooi weer is en ze er fijn kan spelen met haar neefjes en nichtjes. En paardrijden! Maar niet iedereen zoekt het ver van huis: Steven voelt zich juist thuis erg fijn. Overal is speelgoed, vertelt hij en hij kan er lekker computeren.
Ik ben helemaal in de stemming als ik naar groep 7 ga. Ik neem drie lievelingsplekken onder mijn arm mee en vraag de schrijvers om hun stukje voor te lezen. Daniëlle had me al gevraagd of zij mocht voorlezen en dat kan ik me goed voorstellen. Zij heeft een mooi gedicht geschreven over de begrafenis van haar moeder: ‘Nou, daar lig je dan. In een grote houten kist. Heel mooie verhalen over jou. Iedereen ging mee.’ Dapper, Daniëlle! We horen ook een mooi gedicht van Ivan over zijn familie in Bosnië: ‘Ik denk aan jullie met jullie mooie lach. Aan de lekkere geur van bloemetjes. En vers gebakken pannenkoeken. Ik denk aan de mooie rivier, die heel dichtbij is.’ En tot slot leest Ahmed het gedicht van hem en Gideon samen over ‘De groene plek.’ Drie keer raden waar dat is. Helemaal goed: het voetbalveld! ‘De geur van het gras. Je ziet het doel in de verte. Je hoort de toeschouwers. Mijn lievelingsplek, dat is de groene plek.’ Goed gedaan allemaal!
Daarna beginnen we aan het nieuwe onderwerp: personen in boeken of – met een moeilijk woord – personages. Ik vertel groep 7 dat we vandaag zelf een personage gaan verzinnen. Dat is het leukste wat er is: je verzint iemand en daarna bestaat hij ook echt! Om de kinderen op gang te brengen lees ik vier beschrijvingen van personages voor: twee uit De Griezels (meneer en mevrouw) en twee uit Mathilda: De Bulstronk en juffrouw Engel. De Griezels worden ontvangen zoals je dat bij griezels mag verwachten. Ieuw!! Bij De Bulstronk ligt het iets anders. Natuurlijk, het is een gemeen mens, maar ze maakt mensen bang en dat dwingt toch ook respect af. Juffrouw Engel … tja, de naam zegt het al. Ik vertel dat het voor een schrijver heel belangrijk is om een goed personage te maken. Als je daar veel aandacht aan besteedt, heb je vanzelf al een stukje van je verhaal. Eén van de kinderen vertelt over de film Mathilda en hoe de Bulstronk daarin kinderen boven haar hoofd zwaait. ‘Dat kan toch niet?’ is de reactie uit de klas. Maar als we nog even opnieuw naar de beschrijving kijken, dan snappen we het heel goed. De Bulstronk was vroeger een atlete en ze heeft spieren zo dik als kabels. Ja, dan kan je wel kleine lieve kindertjes boven je hoofd ronddraaien natuurlijk! En precies daarom is een goeie beschrijving van je personage zo van belang: dan kom je nog eens op (gemene) ideetjes!
De kinderen gaan zelf aan de slag. Ik heb een werkblad gemaakt, waarop ze een eigen personage gaan ontwerpen. Om te helpen heb ik er allerlei zaken op gezet waar je aan zou kunnen denken. Simpele dingen zoals naam en leeftijd, maar ook: hoe praat iemand, is iemand lief of chagrijnig, dapper of laf, wat doet je persoon het liefst en waar woont hij of zij eigenlijk.
Tremayne maakt een personage, dat veel sport. Ahmed verzint een jongen, van wie de ouders gescheiden zijn. Zijn personage weet niet bij wie hij nu moet wonen. Gideon pakt het heel grondig aan: hij gaat in zijn opstelschrift in zijn eigen verhalen op zoek naar een personage, dat hij verder uit zou kunnen werken. Heel goed, Gideon!
Voor groep 5 heb ik ook drie gedichten uitgekozen, die voorgelezen mogen worden. Mercedes heeft als lievelingsplek ‘Bij mijn papa.’ En dat blijkt op de Antillen te zijn. Ze schrijft dat het niet leuk is als aan het einde van de vakantie haar vader en zij weer uit elkaar moeten gaan. En dat kun je je goed voorstellen! Onurs lievelingsplek is in Turkije en wel in het zwembad. Terwijl zijn vader onder de douche staat en zijn zussen lui in het bubbelbad dobberen, zwemt hij lekker rond. Brahim schrijft over het Rode Plein, waarop hij altijd zo lekker kon voetballen. Nu is het verbouwd tot een speeltuin voor baby’s. We hebben allemaal medelijden met Brahim, tot hij ons vertelt dat hij het maar verzonnen heeft! Ha ha, dat mag als je schrijver bent. Het laat alleen maar zien, dat hij het heel goed heeft opgeschreven. We zijn erin getrapt!
Groep 5 rilt bij het zien van meneer Griezel. Nieuwsgierig vragen ze wat er allemaal in zijn baard zit. Ik kijk verbaasd op. Zijn deze kinderen helderziend? Maar dan blijkt dat Eli een boekbespreking over de Griezels heeft gehouden. En dan lees ik natuurlijk ook nog even verder over de stukjes omelet, de spinazie en de vissticks in de baard. Yek, bah, ieuw! Wat erg allemaal!
Juf Eva heeft het over de naam ‘juffrouw Engel.’ Ja, zij heet echt niet voor niets zo. Ze is geen ‘echte’ engel, maar het lijkt er veel op. De naam is dus belangrijk bij het verzinnen van een personage. Kijk ook maar naar De Bulstronk: wat zou dat voor iemand zijn? Dat weten de kinderen meteen. Een gemene oude heks. Je zou denken, dat ze je in een kist wil stoppen met stekels aan de binnenkant.
‘Is er dan geen lichtpuntje?’ wordt er gevraagd. Wat een mooie vraag! Maar nee, dat is typisch Roald Dahl. Zijn hoofdpersonen zijn vaak òf heel lief òf heel slecht.
Bij groep 6 lezen Sara en Sjarjeania voor over hun lievelingsplek. Sara vertelt in haar gedicht over Marrakech. Het is daar superwarm. Sara wandelt er ook vaak in de avond, want er zijn mooie parken en mooie bloemen. Sjarjeania’s gedicht gaat over het strand van Curaçao. Zij graaft daar een zandkasteel in de hitte, maar gelukkig is haar drinken koel gebleven. Als ze het zat is, springt ze plons! In het water.
Ook groep 6 wordt onrustig bij het zien van de vier personages van Roald Dahl. De grote neusgaten van meneer Griezel met plukken haar erin zijn echt vies en Dounia is bang, dat ze nachtmerries krijgt over de Bulstronk. Mevrouw Griezel vinden ze nog lelijker dan een heks!
Daarna gaan de kinderen gauw aan het werk. Beran ontwerpt twee voetballers die heel goed en sportief zijn, Desharaily maakt juffrouw Nijptang. Sjarjeania heeft al gauw een tweeling te pakken, van wie er één populair is en de ander … dus een beetje jaloers. Een meisje (haar naam mag niet genoemd worden) schrijft stiekem over iemand die ze kent. De stopwoordjes van die persoon moeten helaas geheim blijven om herkenning te voorkomen… Spannend, hè?
Aan het eind van de ochtend zijn er heel wat wereldbewoners bij. Veel voetballers, héél aardige meisjes, keurige meisjes met nagellak en mooie kleren, die dan gelukkig wel op voetbal zitten, een meisje dat heel vaak ‘Hou op!’ moet zeggen, omdat ze een lelijke stiefzuster heeft, rondreizende personages en natuurlijk véél dappere helden!