Duurzaamheid is enorm hip. Als consument kun je er haast niet meer omheen: duurzame kleding, duurzaam ondernemen, duurzame energie, duurzaam eten en duurzaam bouwen. Maar wat is het nou precies, duurzaamheid? Het woord is een containerbegrip en verdient enige nuancering.
Als mensen het over duurzaam hebben, bedoelen ze vaak duurzame ontwikkeling. Een plastic zak is ook enorm duurzaam in de zin dat het ding de komende dertig jaar nog niet verteerd is, terwijl zo’n biologisch afbreekbare zak weer een voorbeeld is van een duurzame ontwikkeling.
Duurzame ontwikkeling zegt volgens de VN zoveel als ‘het kunnen voorzien in behoeften die er nu zijn zonder dat daarbij toekomstige generaties belast worden’. Niet meteen alle olie opslurpen. De wereld niet veranderen in een grote gifakker om snel, goedkoop eten te produceren. Niet met supertrawlers de zee leegvissen zodat over vijftig jaar onze kinderen een stukje tonijn alleen nog kennen uit de verhalen van opa. Duurzame energie, duurzaam gekweekte groenten en duurzame vis – we zien er allemaal het nut van in.
Duurzame ontwikkeling houdt echter meer in dan aandacht hebben voor toekomstige generaties. Het is breder dan dat. En dat laat soms iets te veel ruimte voor interpretatie.
De mailbox die ik speciaal gereserveerd heb voor persberichten loopt over van de mailtjes over duurzame koopjes, duurzame ludieke acties en duurzaam ondernemen. Bij lang niet al die initiatieven zie ik het duurzame karakter. Wel vaak een slimme marketingtruc om een slecht imago mee op te poetsen.
Zoals een berichtje van Shell. Het ging over zo zuinig mogelijk rijden. Alsof de slager je vertelt dat je ook minder vlees kunt eten. Het PR-bureau dat de mail verzond waarschuwde ook nog even dat ik het bericht beter niet kon printen. Slecht voor het milieu.
Ik werd er wat cynisch van, dat snapt u. En dat moet juist niet. Want zonder nu in allerlei doemscenario’s te vervallen: we moeten verduurzamen. Het kan niet anders.
Een duurzaam initiatief of bedrijf moet voldoen aan de drie P’s: people, planet en profit. Het komt er, kort door de bocht, op neer dat je als duurzaam ondernemer goed moet zorgen voor de mensen (people) die meehelpen een onderneming tot een succes te maken: voor de medewerker in de winkel, maar ook voor de koffieboer in Oeganda bijvoorbeeld. Winst maken (profit) is daarbij geen schande. Maar dat dan weer helemaal zelf opsouperen hoort daar niet bij. Goede doelen sponsoren, het geld goed investeren, werkgelegenheid bieden, dat is de bedoeling. En dat met zo min mogelijk belasting voor het milieu, de planet wil ook wat.
Of de drie P’s nageleefd worden is voor een leek natuurlijk vrij lastig te controleren. Om consumenten daarbij te helpen zijn allerlei keurmerken in het leven geroepen: voor hout, vis en groente bijvoorbeeld.
Maar wie goed om zich heen kijkt in Oost, kan ook zo wel zien dat er heel wat kleine en grote initiatieven uitgerold worden om ook de eigen wijk zo duurzaam mogelijk in te richten.
Neem bijvoorbeeld de vele buurtmoestuintjes die in Oost overal opduiken, bij De Valreep, in Frankendael en in het Flevopark. En nee, je kunt niet een hele zomer van die kleine stukjes grond eten, maar wat je in zo’n tuintje kweekt is onbespoten en laat (soms tot frustratie) zien hoeveel er nodig is om zoiets lulligs als een basilicumzaadje tot plant uit te laten groeien.
Huiseigenaren kunnen met subsidie van de gemeente een groen dak aanleggen om te voorkomen dat we ons in de winter de blubber stoken en in de zomers wegsmelten. Club Trouw organiseerde een tweedehands-kledingmarkt om afdankertjes een nieuw leven te geven, je ziet overal van die kekke elektrische Car2Go autootjes rondkarren. Wie goed om zich heen kijkt, komt duurzaamheid overal tegen.
De illustratie is van Merel Barends. Meer van haar zie je op De Woelige Barends.
Lees hier alle verhalen uit de special Duurzaamheid in Oost.