Als ik bij mijn eigen hoekje kom, hangen en liggen er heel wat verhaalopeningen op mij te wachten. Nieuwsgierig ga ik lezen. Ouassim trekt een scheef gezicht als hij mij ziet: ‘Ik ben mijn verhaal vergeten, juf. Het zit nog thuis in de computer!’
In groep 7 zijn ze het erover eens, dat de opening van Gideon het spannendst is. Het heeft ook een heel mooie titel: ‘Winter in Rusland.’ En er staan erg goeie, mysterieuze zinnen in zijn stukje. Hij introduceert Paul, die op straat leeft, naar een schuilbox gaat en daar zijn ouders dood aantreft. Er komt een man aan, John, die zegt: ‘Ik kom in vrede. Ik kan alles vertellen.’ Maar ook de opening van Kawtar mag er zijn. Zij schrijft: ‘Alice kwam de klas in gedanst en er ging een koud briesje langs.’ Of dan Maryam, die een tante ontvangt met zeven koffers en zeven dozen vol hoeden. Zeven! Dan is je huis ook meteen vol! Joyce heeft een spannend feestje, waarop Joran verwacht wordt. Er komt echter alleen een cadeautje van Joran: een muziekdoosje met een danspaar, waarvan de jongen erg op Joran lijkt. Zelf is hij er niet … Usaid mist het vliegtuig en blijft alleen achter, Ilham vindt een poes met een gebroken poot en Ahmed heeft een superslimme pijl en boog, die vanzelf schiet als er een boef in zicht komt. Handig!
Daarna kondig ik aan dat we gaan dichten. Maar als ik zeg dat rijmen verboden is, steekt er een storm van protest op. Hoe moet dat dan? ‘Ik kan alleen maar rijmen!’ wordt er geroepen. Ik zeg dat ik het haarfijn uit ga leggen. En dan laat ik de bundel ‘Doei roos ik zal je missen’ zien, een bundel met gedichten van kinderen, gemaakt onder leiding van Jos van Hest en Machtelt van Thiel.
Daaruit lees ik vier gedichten voor. Het eerste is nogal droevig. Het gaat over een ouder, die met de auto tegen een boom rijdt, omdat hij of zij een eend met jongen wilde ontwijken. Ik lees het gedicht twee keer en dan snapt iedereen het. Dan volgt een grappig gedicht van een kind, dat haar haren mist, die bij de kapper zijn achtergebleven. Het is een soort raadselgedicht, want je weet niet meteen waar het over gaat. Sommige kinderen denken dat het over hoofdluis gaat, maar zodra de schaar genoemd wordt, haasten de kinderen zich om hun vinger op te steken. ‘Haar! Haar!’ Het derde gedicht gaat over vriendinnen in een bootje, die elkaar later gaan missen en het vierde is weer raadselachtig. Er wordt afscheid genomen van iets met heel veel armen en … wortels. Weer gaat er een kreet van herkenning door de klas: een boom!
Je kunt dus van heel veel verschillende mensen en dingen afscheid nemen. We gaan eens even met elkaar opsommen waarvan dan wel. Familieleden, huisdieren, kleren, schoenen, vrienden en vriendinnen, vakantieplek, een bal, eten, je land en ga zo nog maar even door. Dan doen wij niet: we gaan aan het werk! Aan de hand van het eerste gedicht, dat op het whiteboard staat, leg ik uit waar je allemaal op moet letten. Een gedicht moet een titel hebben. Soms kun je een mooie zin of een mooi woord herhalen, dan klinkt je gedicht meteen een beetje zangerig. Ook staat het mooi om af en toe een regel wit te laten. Dat geeft rust. En tenslotte is het niet de bedoeling dat je ellenlange zinnen maakt. Een lange zin kun je in twee of drie stukjes knippen. En zoals gezegd: we gaan niet rijmen.
Daarna slaat groep 7 aan het dichten. Sommige kinderen vinden het nog lastig. Ze weten nog niet precies waar ze het over willen hebben, maar anderen gaan meteen druk aan de slag. Na een kwartier ligt er al een heel aantal prachtige gedichten. Juf Karin en ik krijgen er kippenvel van, zo mooi. Sommige kinderen hebben zo met hun hart geschreven, dat ze er een beetje verdrietig van worden. En dat is geen wonder, want hun gedichten gaan ook over Groot Verdriet.
Ivan en Katja lezen hun gedicht voor. Ivan neemt afscheid van zijn grootouders, die aan kanker zijn gestorven en nu samen in een graf liggen. Katja schrijft heel gevoelig over haar vogel, die door haar kat werd gepakt.
Ook in groep 6 beginnen we met de verhaalopeningen van vorige week. Sharjeania heeft het over Haloween en schrijft de mooie zin: ‘Die avond hoorde je geen uil.’ Mannar laat haar hoofdpersoon pakken door een dief met zwarte kleren, van wie je ook het gezicht niet kunt zien. Beran neemt ons mee naar het land groep 6 en Luiggi laat ons kennis maken met Martin, die bij zijn oma in de kelder woont. Er is een slot in die kelder en als dat opengaat, klinkt er een meisjesstem: ‘Wie is daar?’ Bwah! Een geest! Bij Jaleeza ontvangt Samsam een anoniem sms’je, dat hij op het kerkhof wordt verwacht. Daar ontmoet hij een man met drie hoeden op. ‘Hoe bizar is dat?’ vraagt Jaleeza zich af. Nou, zeg dat wel! En Amira laat Becky in haar slaap verkering vragen met Dave. De sukkel antwoordt: ‘Ik ga nog liever met een alien.’ Maar Becky krijg je niet zomaar klein. De volgende dag vraagt ze de echte Dave doodleuk (opnieuw) verkering. En hij zegt … Tja, het was alleen maar een verhaalbegin, weet je nog?
Opnieuw lees ik de vier gedichten voor. Het eerste gedicht ‘Eend’ moet ik twee keer lezen, maar dan is het duidelijk. Groep 6 weet ook goed te verzinnen van wie en waarvan je allemaal afscheid kunt nemen. Behalve ‘school’ en ‘je klas’ wordt hier ook ‘je juf’ en ‘je meester’ genoemd. Dounia vraagt of je ook afscheid mag nemen van iets wat je haat. ‘Waar denk je aan?’ vraag ik. ‘Van hoofdluis!’ Ja, dat mag. Luiggi komt met een heel mooi thema: ‘als je later volwassen bent, dan neem je afscheid van je kinderjaren.’
Groep 6 gaat meteen hard aan het werk. En ook hier vloeit wel eens een traan. ‘U maakt ons aan het huilen,’ zegt Romy, maar we zijn het erover eens dat dat eigenlijk helemaal niet zo erg is. Als ik later, na schooltijd, nog even rustig naar het resultaat kijk, zie ik heel mooie, persoonlijke afscheidsgedichten en afscheidsbrieven.
In groep 5 lezen twee kinderen hun spannende verhaalbegin voor. Asena treft de school half verwoest aan. Haar opening stopt op het moment dat de postbode een pakje brengt. Het wordt nog net opengemaakt en dan: Waaaahhhhh! Ja, wat? Wat zat er dan in? Jammer voor je: het is alleen maar een verhaalbegin! Amin komt met zijn vader met een boot bij een eiland. Op het eiland is een man, die hen mee naar huis neemt. Voor zijn huis liggen allemaal lijken. Vader en zoon willen ontsnappen, maar de man sluit ze op in zijn kelder. Dan komt hij op hen af met een mes…. Ah! Soms ben je blij dat het alleen maar een verhaalbegin is. Zo eng!
Het gedicht over de eend leidt in groep 5 tot discussie. Mercedes voelt goed aan dat de ‘ik’ in het gedicht ten tijde van het ongeluk nog maar een baby was. Heel knap, Mercedes! Maar hoe zat dat ongeluk nou in elkaar? Waarom reed die ouder van de weg? ‘Hij was dronken!’ ‘De zon!’ Aha, ik zal het nog een keer moeten lezen. En ja hoor, dan komt ook hier de eend met jongen in beeld. ‘Is dat echt gebeurd?’ vraagt iemand geschrokken. Ik zeg dat ik vermoed van wel, maar zeker weten doe ik het ook niet. Bij het gedicht over het haar, vertelt Brahim, dat de kapper zijn moeder ooit veel te kort knipte. ‘Ze kan niet zo goed Nederlands,’ zegt hij schouderophalend. Poe hé, dat is pas echt een afscheid! Bij het gedicht over de boom schiet Ali rechtop. ‘Dat was bij ons ook! Er stond een heel mooie boom voor ons huis. Maar hij moest gekapt worden, omdat de gemeente bang was dat hij om zou vallen.’
Groep 5 weet ook heel goed waarvan je allemaal afscheid kunt nemen. Er komen een paar nieuwe dingen bij. ‘Afscheid van de aarde als je astronaut bent,’ zegt Asena. ‘Afscheid van je moeder als je volwassen bent geworden en met je man ergens gaat wonen.’ Priscilla oppert het, maar geeft eerlijk toe dat Rania het haar heeft ingefluisterd. Heel goed, Rania! En Charissa noemt nog ‘papier, als het naar de papierbak moet.’ Ali vertelt dat hij afscheid heeft moeten nemen van een vriend. Ze hebben twee stenen genomen en die ergens op een geheime plek begraven. Dat is de plaats waar hij nog altijd aan die vriend denkt.
Als ik heb uitgelegd waar je allemaal op moet letten met dichten, gaan de kinderen aan het werk. Zakaria heeft al gauw een gedicht klaar over zijn afscheid van mooie dure schoenen. ‘Je ligt in de mode. Je bent heel mooi, Je bent heel beroemd. Je ligt in de mode. Maar je bent te klein voor mij.’
Het gedicht van Asena (groep 5):
Afscheid van de liefde
Ik ken je pas net
maar de haat
scheidt ons.
Geen leuk gevoel
dat de haat
ons scheidt.
Door de haat
kregen we ruzie
En vechten deden
we altijd.
Het kwam weer goed.
Vlak daarna ben ik verhuisd.
Waarom toch al die haat?