In groep 7 van Het Gouden Ei kijken we op woensdagochtend terug op de schrijfopdracht van de afgelopen week. Katja vertelt dat ze wel een spannend idee heeft, maar ze weet niet hoe ze dat op papier moet krijgen. We spreken af dat ze om kwart over twaalf even naar me toe komt, zodat we er samen naar kunnen kijken. Joyce leest haar verhaalbegin voor. Ze vindt het zelf nog niet zo spannend. Haar eerste zin is: ‘Moeder is ontvoerd door haaien en mister K. Violetta gaat haar zoeken.’ Er zijn wel kinderen, met ideeën: ‘Je moet middenin de ontvoering beginnen met moeder, die ‘Help! Help!’ roept en ‘Niet doen!’ Violetta probeert dan om moeder te redden uit handen van haar ontvoerders.’ Ja zeg, dan zit je meteen op het puntje van je stoel! Het lijkt Ouassim wel wat om te beginnen met Violetta, die ontdekt dat het huis overhoop gehaald is. Geleidelijk aan begrijpt ze wat er gebeurd is. Ja, ook al zo mooi. Je ziet het voor je!
Het komt goed uit dat we hierover praten, want ik wilde het vandaag juist speciaal hebben over boeken met een al dan niet spannend begin. Ik lees voor uit ‘Big’ van Mireille Geus. Het verhaal opent met iets wat nu gebeurt en daarna volgt een hoofdstuk, dat een jaar geleden speelt. De kinderen vermoeden dat Big en Dizzy vrienden worden en dat er dan iets misgaat. Ze vinden het stukje, waarin we terug gaan in de tijd heel goed. Het maakt nieuwsgierig naar hoe het afloopt en je wilt ook meer weten van Big. Het begin vinden de kinderen wel ingewikkeld: komt er nou ook een jongen in voor of gaat het over twee meisjes? Maar er zijn meteen al een paar kinderen die het willen lezen. Dat is een goed teken!
Ik vraag of er iemand een boekbegin heeft, dat je meteen het boek in sleurt. Lamis leest de opening voor van ‘Het rare spookhuis.’ De titel is natuurlijk al spannend en voordat je de eerste alinea uit hebt, kom je dat rare spookhuis al tegen. Zo, dan weet je meteen wat voor boek je te pakken hebt!
Voor de volgende keer gaan de kinderen proberen om een heel spannend begin te schrijven. Alleen een begin?? Ja, de rest mag je wel stiekem op een ander blaadje schrijven, maar ik wil alleen een begin zien. En dan graag zó geschreven, dat iedereen hebberig op zoek gaat naar dat blaadje, waar de rest op staat. Hoe gaat het verder, hoe gaat het verder?? En we maken er meteen een wedstrijdje van: welk verhaalbegin is het allerspannendst? O ja, en vergeet deze keer je naam eronder te schrijven, dat maakt de wedstrijd iets eerlijker.
In groep 5 blijkt dat alle kinderen door de drakenpoort zijn gevaren. En wat daar allemaal gebeurd is! Bij Brahim hebben de draken met hun vuurspuwende bekken het water zo kokend heet gemaakt, dat de kabeljauwen in vissticks zijn veranderd! Bij Asena wordt de ene drakenkop afgeslagen, zodat die in het water belandt. Het water wordt dan heel heet en die kop wordt lekker gekookt. ‘En de andere kop dan?’ vraag ik. ‘Dat verklap ik nog niet,’ zegt Asena glunderend. En gelijk heeft ze. Welke schrijfster geeft nou al haar geheimen weg? Radjenio heeft ook een goed verhaal met mooie zinnen erin zoals: ‘De zon schijnt op mijn haar’ en ‘De poort is groter dan ik dacht.’ Bij hem heeft opeens iemand wapens in de poort en dan worden de draken gedood. Of toch niet? Zijn het zombies? Nee, het zijn hologrammen!
We praten over het kiezen van een boek en hoe je dat doet. Priscilla let op de achterkant en Zakaria slaat het boek wel eens zomaar ergens open, bijvoorbeeld op p.9. Soms let je op illustraties en soms op de schrijver: zo zijn sommige kinderen nu andere boeken van Paul Biegel aan het lezen zoals: De Rode Prinses en Swing. Brahim heeft een boek, dat hij er saai en kinderachtig uit vond zien, maar dat toch leuk blijkt te zijn. Hij houdt het omhoog en we zien een rode kaft met een zwarte draak erop. Best spannend, vind ik stiekem. ‘Waarom pakte je het dan toch?’ vraagt juf Eva. ‘Het was nou eenmaal in huis,’ vertelt Brahim, ‘mijn grote zus deed het cadeau aan mijn kleine zus.’
Ik lees voor uit ‘Donders, onze hond is een held.’ Na het eerste hoofdstuk wil een aantal kinderen graag dat ik door lees. Ze zijn nieuwsgierig geworden! Hoe gaat het verder? En wat is er met Karel aan de hand? Ik zeg dat vooral kinderen, die van dieren houden, het écht moeten lezen. Asena zit met haar handen tegen haar oren geklemd. Ze is bang, dat ik het spannende al sta te verklappen.
En dan wil ik wel eens weten of er kinderen zijn met een boek met een mooi verhaalbegin. Amin komt met twee boeken voor de klas: ‘De vloek van Cornelia’ van Martha Heesen en ‘Ellie en Nellie op het onbewoonde eiland’ van Rindert Kromhout. Ellie en Nellie winnen, want in het andere boek is hij nog niet zo ver. De tweeling zit met hun vader in een roeibootje op de grote oceaan. Langzaam komt er een onbewoond eiland in zicht … Gaat dat wel goed, denk je? Slaan ze niet om? Enne… is dat eiland wel onbewoond? Spannend dus! Dat heeft Amin goed gekozen.
Groep 5 wil ook wel een verhaalbegin schrijven, dat de lezer nieuwsgierig maakt. Bijvoorbeeld: een donkere nacht met enge geluiden, een mysterieuze ontmoeting tussen twee kinderen. Je voelt dat er iets aan de hand is, maar wat? Hebben ze elkaar soms een hele tijd niet gezien? En waarom niet? Het begin kan dus geheimzinnig zijn of zo, dat je voelt dat er gevaar dreigt. Het belangrijkste is dat alle lezers roepen: ‘Meer! Meer!’
Ook in groep 6 was er druk verkeer onder de drakenpoort. Sommige kinderen gingen zonder problemen door de poort, maar maakten juist iets mee op het eiland van Groot en Groei. Er zijn kinderen, die zelf de kleine kapitein zijn geworden. Erselna heeft slapende draken ingevoerd, ook lekker eng. Die zijn zo wakker! Romy heeft de moeilijke opdracht gedaan en een stukje van haar logeerverhaal herschreven om het spannender te krijgen. Het logeerhuis heeft akelige spinnenwebben en als de familie naar buiten gaat, blijkt de hele omgeving veranderd. Er is alleen nog maar zand, de bomen zijn weg. Ieuw!
Groep 6 kent echt veel manieren om een mooi boek uit te zoeken! Manar kijkt vooral of de kaft een mooie kleur heeft, Romy vindt achterkant en titel belangrijk, Ronan zou een boek meteen kiezen als er een film van gemaakt is en als het mooie illustraties heeft en Beran kijkt of het een prijs heeft gehad en ook wie de schrijver is. ‘Zoals Tonke Dragt,’ zegt hij. Hoera! Hij vindt ‘De brief voor de koning’ heel mooi en laat dat nou net mijn lievelingsboek van vroeger zijn! Yamina let op de letters in het boek. Amira vindt de dikte niet onbelangrijk. ‘Als je zin hebt om veel te lezen kies je een dik boek.’ Maar volgens Jaleeza zegt dat lang niet alles: ‘Een dik boek heeft soms heel grote letters en dan ben je er nog zo doorheen.’ Poe hé, groep 6 heeft echt wel alles bekeken!
Ik zeg dat je een boek ook kunt leren kennen door een stukje eruit te lezen. En dat doe ik dan zelf maar meteen. Ik lees het begin voor van ‘Rare vogels’ van Rindert Kromhout. Veel kinderen vinden het maar saai. ‘Er gebeurt niks,’ zeggen ze. En ze begrijpen ook niet zo goed wat er op p. 1 gebeurt. Wie zegt er nou wat tegen wie? Beran neemt het op voor de schrijver: ‘Als je eenmaal iets van hem gelezen hebt, bijvoorbeeld Ellie en Nellie, dan weet je dat hij goed is.’ Met andere woorden: even geduld a.u.b.! Ronan sluit zich daarbij aan: ‘Het verhaal heeft twee delen, dus dan moet de schrijver langzaam beginnen. Hij kan niet meteen al het spannende hierin zetten.’ Ook vindt hij dat je niet alleen het begin moet lezen, je moet ook verderop kijken. Yamina herinnert zich opeens iets: ‘Juf zegt altijd dat je een boek een kans moet geven.’ En daar heeft juf gelijk in. Want geloof mij, ‘Rare vogels’ is een prachtig boek!
Als je heel goed oplet, zie je trouwens dat er ook al in dit kleine beginnetje een personage om de hoek kijkt, dat voor rottigheid gaat zorgen. Ronan heeft het in de gaten: de buldog is toch wel verdacht. En Jaleeza vult aan: ‘Die is er later bijgekomen en wil meteen manager worden.’ Precies! Die deugt natuurlijk niet! Amira is heel erg geïnteresseerd in de vraag vanuit wie een verhaal geschreven is. Zelf zit ze helemaal in haar hoofdpersoon, vertelt ze en ze vraagt zich af of het stukje, dat ik net voorgelezen heb ook vanuit iemand verteld wordt. Nee dus, er is een ‘alwetende verteller’ aan het woord. Iemand die in alle hoofden tegelijk kan kijken. Goeie vraag van Amira!
Groep 6 wil ook wel eens proberen een spannend verhaalbegin te schrijven. En zo’n wedstrijdje lijkt ze ook wel wat: wie schrijft het spannendste verhaalbegin? Welk beginnetje moet per se afgeschreven worden?