Vrijdagmorgen hangen er veel mooie verhalen op het prikbord. Roychcia heeft over een huis met een vervloekt zwembad geschreven. Iedereen wordt naar de bodem getrokken. Nio probeert zich nog vast te grijpen aan de rand van het bad, maar het helpt niet. Er zit een octopus in met haaientanden en een bek vol bloed. Ook Nio wordt door het putje getrokken. Eng!!
Bij Tommy valt op, dat hij van die mooie zinnen schrijft. Bijvoorbeeld: ‘Hij wordt wakker uit een droomloze slaap.’ En Ayoub heeft een onverwacht einde: ‘Ze leefden nog lang en … magisch!’ Dat belooft wat goeds.
In de klas bij juf Hanke vertellen de kinderen dat het leuk was om te schrijven. Ik krijg nog meer verhalen te horen. Linda heeft over Kees geschreven, die met zijn ouders verhuist naar het huis van een oude, dode tante, die een beetje raar was. Als ze binnenkomen, ziet Linda een rat, die aan oude kaas knaagt. Voor de ramen hangen tafelkleden in plaats van gordijnen. De ouders knijpen er gauw tussenuit om boodschappen te doen en Kees blijft alleen achter. En dan stapt er zomaar iemand uit een schilderij! Het is de geest van tante. De geest komt gewoon naast Kees zitten op de bank. Lekker brutaal. Uiteindelijk gaat de geest gelukkig weer terug in haar schilderij.
Ik lees het hoofdstuk De Drakenpoort van Paul Biegel voor. De helft van de klas kent het verhaal al, maar iedereen hoort het graag nog eens. Zo spannend! En daarna gaan we op zoek naar de remmers en helpers in dit verhaal. De draken worden al gauw ontmaskerd als remmers, de onderwaterklip remt ook behoorlijk en de kabeljauwen zijn helpers. Great heeft heel goed geluisterd. ‘Aan het begin zijn de kabeljauwen ook remmers toch? Als ze zo om de boot heen zwemmen.’ Jawel, dat klopt! Eerst remmen ze en later helpen ze. Bange Toontje vinden sommige kinderen ook behoorlijk remmend: hij zeurt alleen maar!
Het verhaal van Tommy is een mooi voorbeeld van een verhaal met veel helpers en remmers: De geest in het nieuwe huis is een flinke remmer op het geluk van de zojuist verhuisde Tommy. Hij springt uit het raam en vraagt de buurvrouw om hulp. Is zij een helper? Mooi niet! Zij is een heks en dat remt ook lekker. Moeder springt uit het raam in zee. Dat lijkt een goeie ontsnappingspoging (de zee als helper), maar helaas, ze kan niet zwemmen (remmer!)
Als ik mijn korte samenvatting van ‘De drakenpoort’ laat zien, voelen de kinderen wel dat er iets aan ontbreekt, maar wat is dat precies? Lydia zoekt naar woorden. ‘Het is niet spannend, er is niks, het is …’ Na veel omzwervingen komen we erop uit dat je op deze manier geen beeld krijgt, geen tv in je hoofd, om met Bilal te spreken. Er moet veel meer over de draken verteld worden om het spannend te maken. Hoe zien ze eruit, hoe hoog zijn ze wel niet etc.
Ook komen we niet aan de weet hoe de kinderen zich voelen. Nergens staat dat Toontje bang is. Dat doet Paul Biegel beter, veel beter zelfs! We kijken even naar de verschillende manier waarop hij beschrijft dat iemand bang is. Dat kan met boos ook natuurlijk. Hoe kun je aan iemand zien dat hij boos is? Hij wordt rood! (Lydia.) Er komt stoom uit zijn oren! (Zakaria.) Zijn aderen steken uit. (Peter) Ja, daar kun je veel aan zien. Gevoelens horen bij een verhaal.
Als ik de schrijfopdracht uitleg, merk ik wel dat veel kinderen opdracht 2 gaan doen. Zij varen liever zelf door de drakenpoort. Maar een paar gaan proberen om hun verhaal van vorige week te verbeteren.
Ook bij juf Claire zijn prachtige verhalen geschreven. Yassine heeft een krakende achtbaan en een supereng spookhuis, bij Dewi zie je de kinderen op de heenweg nog vrolijk zingen in de bus, maar zo leuk blijft het niet. Ze storten uit de achtbaan.
Walid mag zijn verhaal voorlezen. ‘Er komt wel bloed in voor, juf,’ zegt hij maar vast waarschuwend. Hij haalt een kruk en gaat erbovenop staan. Ja, je bent een ster of niet. Zijn verhaal is prachtig en daarom staat het onder deze blog. Ik vraag Walid hoe hij aan al die mooie woorden komt: inmiddels, helaas, opgewonden… ‘Lees je soms veel?’ probeer ik. ‘Ja,’ zegt hij, ‘en mijn moeder leest veel voor.’
Deze groep luistert ook ademloos naar het verhaal over de drakenpoort en dus kost het ze absoluut geen moeite een serie remmers en helpers te verzinnen, waar je van achterover slaat. Het verbaast de kinderen wel, dat er geen roeispanen ingezet worden. Een beetje piratenboot heeft toch roeispanen aan boord? Het spannendste moment wijst Tycho heel goed aan: als de draken bijna ontdooid zijn en de kleine kapitein zo rustig achter het roer blijft staan. Precies! Op dat moment knabbel al je nageltjes weg: kunnen de draken hem niet pakken met hun klauwen? Steven informeert nog even naar die klauwen. Draken hebben toch vleugels in plaats van klauwen? En dan vinden we nog even uit waar die klauwen zitten: aan de vier poten dus en de vleugels zitten aan de achterkant.
Ook hier valt mijn kale samenvatting niet in de smaak. Als we bespreken hoe je gevoelens kunt omschrijven, stelt Emirhan voor om even te laten zien hoe iemand eruit ziet die boos is. Tjee, wat kun je dat goed zien! Emirhan balt zijn vuisten, zijn hoofd wordt knalrood en zijn wenkbrauwen trekken samen. En dan zijn ogen, die worden donker als de nacht!
Als ik de schrijfopdracht voor de volgende keer uitleg, begrijp ik pas hoeveel varianten er zijn op het verhaal van de drakenpoort. ‘Mag je ook op iets anders door de drakenpoort?’ is de vraag. ‘Zoals?’ vraag ik voorzichtig. ‘Op een grote kabeljauw.’ ‘Ja, of op een walvis.’ ‘Ik ga op een cruise!’ Doha maakt het heel spannend: ‘Dan lig je op het dek in de zon en dan valt er opeens een donkere schaduw over je heen.’ Goed hè, van Doha!
De draken blijven nog net draken, maar er zijn tal van reddingsmogelijkheden, blijkt nu. Naast superman, worden er ook vaders naar voren geschoven. Een enkele moeder doet ook dapper mee. En je kunt ook de draken een kopje kleiner maken. Hoe dat gebeurt, houdt de bedenker van deze oplossing nog even geheim. Ik ben benieuwd hoe de drakenpoort in 6A genomen wordt. Ik houd mijn hart vast!
Het laatste uur ben ik te gast in groep 5A van juf Rina. Wat een enthousiaste, creatieve klas is dat! Eerst vragen de kinderen mij het hemd van het lijf. Of ik zelf ook in mijn eigen boeken voorkom, of mijn kinderen ook van lezen houden, hoe ik schrijfster ben geworden. We hebben het over boeken voor kinderen, die moeite hebben met lezen en over het Makkelijk Lezen Plein in de bibliotheek. Dan merkt een van de kinderen op dat er ook films over boeken bestaan. ‘Dan kan je eerst de film gaan zien en dan pas het boek lezen. Dat helpt ook.’ ‘Ja, maar soms zijn boek en film niet hetzelfde,’ zegt een ander. ‘Dan is het einde heel anders.’ ‘Of ze beginnen juist met het einde.’ Ja, dan raak je een beetje in de war natuurlijk.
Een jongen vraagt mij of ik ook raps en liedjes schrijf. ‘Liedjes wel,’ zeg ik, ‘maar geen raps. Schrijf jij zelf soms raps?’ Bingo! Het blijkt dat hij samen werkt met zijn buurman. ‘We doen geen woorden, alleen de beat.’ Dat willen we natuurlijk wel even horen. En al gauw staat de een voor de klas te swingen en te klakken en de ander doet allerlei knappe dingen met zijn mond en neus. Het klinkt geweldig! Nog mooier wordt het als er een meisje bijkomt, die juist bij haar oom vier (!) raps heeft gemaakt. ‘Die over mezelf vind ik het leukst.’ Ze gaat van start en als de jongens hem een keer gehoord hebben, komen ze erbij staan en zetten zo even de beat eronder. Wauw!
We sluiten de ochtend af met een gedicht. De schrijfster, die haar gedicht voordraagt, vertelt dat ze met een vriendin samenwerkt. Ze maken gedichten en lezen die dan aan elkaar voor. Goed zeg!
En er is een meisje, dat juist vanochtend onthult dat ze ook schrijfster wil worden later. Doen!!
Verhaal van leerling Walid:
Op een waanzin-schoolreis!
Er was eens een jongen. Hij heette Walidie. Hij ging al snel in de bus zitten. Algauw kwamen zijn vrienden naast hem zitten. Puf, de bus ging van start, want ze deden een wedstrijdje. Zoals altijd wonnen wij. De finish was bij het pretpark Disney World.
Mijn vrienden en ik waren zo opgewonden. We verlieten de groep en renden zo snel mogelijk naar de achtbaan. Sjit!!! De achtbaan was gesloten. ‘Maar we kunnen nog naar het zwembad,’ begon Aymanio. Dus we renden naar het zwembad. ‘Kom op, nou!’ Maar de conciërge moest het zwembad nog schoon maken. ‘Oké, we gaan naar de carts,’ zei ik. ‘Yes!!’ schreeuwden we in koor. Er was niets aan de hand. Dus ik trapte de deur in. Yes! Ik had de mooiste en de beste. Zoef! We deden een wedstrijdje. Natuurlijk won ik weer. Aymanio wou me een trucje laten zien, maar hij viel. Ik schoot hem te hulp, helaas zag ik hem nergens… Spatschhh! Ahhhh! ‘Ik ben over zijn … hoofd gereden,’ zei ik tegen de juf, die inmiddels al was aangekomen. ‘Ik bel de ambulance,’ zei de juf. In een mum van tijd kwam de ambulance. De brancard bracht hem naar de auto. ‘Je mag kiezen: of je gaat met ons mee of je blijft hier.’ ‘Heh, ik ga wel mee.’ Een ding was wel goed aan het verhaal: ik zat vooraan.
Eenmaal toen we bij het ziekenhuis waren, moest zijn hoofd een operatie. Dat mocht ik natuurlijk niet zien. Daarna mocht ik kijken hoe het gegaan is. Heel goed zo te zien, want hij lachte!!