‘Dat laat je de schoonmaker toch doen, mam,’ zeiden de twee bijna-pubers terwijl ik met woeste halen een vlek uit de houten vloer probeerde te boenen.
Een opmerking die me achter mijn oren deed krabben. Dachten ze soms dat een schoonmaker een vanzelfsprekendheid was? Wisten ze niet dat je eigenlijk heel goed zelf je huis kunt schoonmaken en dat het een grote luxe is er iemand voor in te huren?
Verwende nesten. Nog nooit in hun leven een fatsoenlijke dweil aangeraakt. Ter plekke besloot ik het roer om te gooien. Ik zou voortaan weer zelf gaan poetsen, daarbij romantisch verblind door voordelen. Want niet alleen kom je aan je dagelijkse portie lichaamsbeweging toe, het spaart bovendien een hoop geld uit én het is ook nog eens een staaltje pedagogisch vakwerk. Als ze nog wat ouder waren immers, zouden ze de wc-achtige klussen zonder te kikken van mij over nemen. Heerlijke gedachte.
Maar toen… Opgeslokt door schrijfstress, zakelijke beslommeringen en sociale verplichtingen als ik was, veranderde het huis langzaam maar zeker in een puinzooi. Alleen de wc-bril al. Allerlei ongerechtigheden grijnsden me tegemoet als uitgelopen mascara na een wilde nacht.
Ik ben overigens altijd de enige die dat ziet, mijn mede-gezinsleden hebben respectievelijk ‘nergens last van’ en ‘het echt niet gezien’.
Als ik op een ochtend de kamer van een van de tieners binnenval om vlug wat schone was in een kast te duwen, slaat een weeë muflucht me tegemoet. Ik schrik. Ik het al zo erg? Verwoed sla ik aan het poetsen. En stuit ik op de bron van die lucht: de verschimmelde restanten van een lunchpakket, verstopt tussen de Donald Dukkies.
Deze week is het voorjaarsvakantie. Een mooie gelegenheid om mijn kinderen dweilen te leren.