Geschiedenis

Ydoornickerdam werd Durgerdam

Wat een schitterende plek, Durgerdam. Vooral op een heldere, zonnige dag ligt het er prachtig bij. Vanaf IJburg en het Buiten-IJ biedt het lintdorp een fraaie aanblik, maar het is ook zeker de moeite waard als je over de dijk wandelt of fietst.

De lange rij (meest) houten huisjes langs de voormalige Zuiderzeedijk is sinds 1976 beschermd dorpsgezicht. Dat geldt niet voor een groot deel van het omringende landschap en dat is vreemd, want het uitzicht vanaf Durgerdam over bijvoorbeeld het Buiten-IJ naar het Vuurtoreneiland is minstens zo indrukwekkend. Het opvallendste gebouwtje van het dorp is de kapel met klokkentoren, gelegen in de scherpe bocht van de dijk.

De kapel is eigenlijk geen kerkgebouw, maar een voormalig gemeentehuis. Het ‘dorpshuys te Uutdorinkerdam’ – een oude naam van Durgerdam – wordt al genoemd in een document uit 1499. Het was de zetel van de middeleeuwse dorpsmagistraat en die gaf indertijd toestemming om er de mis te lezen omdat de dichtstbijzijnde kerk helemaal in Ransdorp stond. Toen is waarschijnlijk de bijnaam ‘kapel’ ontstaan.

Bij een grote brand in de nacht van 5 op 6 mei 1687 ging de kapel in vlammen op. Het dorpsbestuur vond kennelijk dat deze snel hersteld diende te worden, want de timmerman kreeg opdracht om binnen acht weken een exacte kopie te bouwen. Om hem tot spoed aan te zetten kreeg hij een dwangsom van een dukaat voor elke dag dat de kapel later werd opgeleverd. Daar stond tegenover dat hij een halve dukaat extra kon verdienen voor elke dag dat het werk eerder klaar was. De kosten werden betaald uit een loterij. Of de timmerman op tijd klaar was, is niet meer na te gaan. Twee jaar later kreeg het gebouwtje een nieuwe luidklok, die nog steeds in gebruik is. De vroedschap met de burgemeester van het ‘Kwartier Durgerdam van de Banne Ransdorp’ vergaderde er nog vele jaren. De kapel deed tevens dienst als dorpsschool. Volgens de een was het daarom ook het woonhuis van de onderwijzer, volgens een ander woonde de gemeentesecretaris er en weer anderen menen dat de deze laatste tevens onderwijzer was.

In 1811 werd de zelfstandige gemeente Durgerdam ingelijfd door Ransdorp. De kapel werd het woonhuis van de lokale diender en kreeg een ‘petoet’ voor een arrestant. In de 19de en 20ste eeuw was er de gemeentelijke visafslag gevestigd en nu is het markante gebouwtje eigendom van Stadsherstel, dat dit cultuurhistorische monument als woning verhuurt.

IJdoorn
De kapel is oud, maar het dorp is nog veel ouder. Durgerdam is in 1422 gesticht in de bocht van de toen aangelegde Waterlandse Zeedijk. Deze nieuwe waterkering moest Noord-Holland na de rampzalige Sint-Elisabethsvloed van 1421 beschermen tegen de Zuiderzee. Het plaatsje heette vroeger Ydoornickerdam, naar het gehucht dat tijdens die vloed werd verzwolgen. Dat lag op het huidige Vuurtoreneiland. In de loop der eeuwen verbasterde Ydoornickerdam tot Durgerdam.

De IJdoornpolder stamt waarschijnlijk al uit de 10de eeuw, toen onze verre voorouders het veen van Waterland gingen ontginnen. Ze groeven afvoersloten om de drassige bodem geschikt te maken voor bewoning en landbouw. Langs die sloten ontstonden gehuchten en dorpen als IJdoorn. Begin 13de eeuw was Waterland al grotendeels in cultuur gebracht. Door het ontwateren van de veengronden daalde de bodem echter en, gecombineerd met de stormvloeden die vanaf de 12de eeuw in hevigheid toenamen, werd de aanleg van dammen en dijken noodzakelijk.

Durgerdam was lange tijd een welvarend dorp. Tot in de 18de eeuw verdiende men er in de handel en scheepvaart een zeer goed belegde boterham. Door het verzanden van de Zuiderzee stapten veel Durgerdammers over op de visserij, tot die bedrijfstak na de aanleg van de Afsluitdijk in 1932 eveneens ter ziele ging. Durgerdam is nu een schilderachtig forensendorp met een leuke jachthaven. De plaats maakt deel uit van de gemeente Amsterdam.

Familiedrama op ijsschots
Een bekend Durgerdams verhaal is dat van visser Klaas Bording, die met zijn zonen Klaas jr. en Jacob veertien dagen op een ijsschots ronddreef in de Zuiderzee. Dat gebeurde in de strenge winter van 1849–1850. Als de Zuiderzee dichtvroor, zaten de vissers van Durgerdam zonder werk. Om toch aan vis te komen gingen ze ‘botkloppen’: ze hakten een gat in het ijs, hingen een net in het water en joegen de platvissen daarin door met stokken op het ijs te slaan (‘kloppen’).
Vader Bording en zijn zonen wilden – na een dag succesvol botkloppen – naar de wal terugkeren, toen bleek dat het ijs waarop zij stonden was losgeraakt. Ze dreven de Zuiderzee op, met als enige leeftocht de vangst van die dag. Het werd mistig, de nacht viel en de oever verdween snel uit het zicht. Dorpsgenoten hebben nog gezocht naar de verdwenen vissers, maar tevergeefs. Twee weken lang zaten de drie mannen vast op hun slinkende ijsschots. Ze hielden zich in leven met de vis die ze eerder hadden gevangen. Het drietal dreef vlak langs Enkhuizen, maar werd niet opgemerkt. Dat gebeurde pas na veertien dagen bij Vollenhove (Overijssel), maar de redding kwam voor twee van de drie mannen te laat. Alleen de jongste zoon overleefde het drama.