‘Kun jij je er eigenlijk nog iets van herinneren, mam?’ Zoon en ik liepen samen naar school, tussen ons in zwaaide een weekendtas heen en weer. Vandaag was dé dag voor hem, hij ging op kamp met groep 8.
In gedachten ging ik terug in de tijd en zag het zo weer voor me.
De lange fietstocht naar Den Helder, slingeren in slakkengang. De plagerijtjes onderweg, en de valpartij van Mark in de paardenpoep. We stapten blauw van de lach op de boot naar Texel.
Onze eerste zelfgemaakte pasta (macaroni noemden we dat toen), totaal mislukt maar o zo lekker.
De stiekeme – dachten wij – nachtelijke expedities naar de andere slaapkamer.
De tandpasta-experimenten en de kussengevechten. En natuurlijk de afsluitende bonte avond, waarop we voor het eerst schuifelden.
Ik dacht eraan hoe groot we ons toen voelden.
‘Ik heb ontzettend veel lol gehad op kamp,’ zei ik.
‘Weet je wat wij van plan zijn, mam? O nee, laat maar.’ Hij lachte geheimzinnig. ‘Dat vertel ik wel als we terug zijn.’
Ik keek naar hem en zag de wereld aan zijn voeten. Veel plezier op kamp, jongen. Tot vrijdag.