Mijn wijk heeft meer kinderen dan straatstenen, en als je al die kinderen tegelijk ziet lopen, zo breed mogelijk over de weg of het fietspad, niet van plan voor wie ook te wijken, dan is dat behoorlijk intimiderend. Mijn wijk is de kraamkamer van de stad, om het netjes te zeggen, maar tijdens de avondvierdaagse lijkt het meer op een megafokkerij volgens de laatste normen van Henk Bleker – een biologische gigafarm met scharrelkinderen, dat dan weer wel.
De avondvierdaagse. Halverwege de derde dag begon ik me af te vragen waar het begonnen is, de gewoonte om onder etenstijd met zijn allen te gaan wandelen, zodat het gammele fundament waarop gezinnen als het mijne zijn gebouwd eerst begint te buigen, en dan, op de laatste dag, waarop het altijd regent, vermoeid in elkaar zakt als een oude, met buskruit opgeblazen fabriek.
Het is begonnen in de oorlog, leer ik op internet: omdat de Duitsers wandelmarsen overdag verboden, begonnen een paar slimmeriken in 1940 met de avondvierdaagse, een idee dat zich snel over Nederland verspreidde. Het duurde nog geen jaar of de Duitsers staken er een stokje voor, maar na de bevrijding was een merkwaardige traditie geboren. Met wat goede wil kun je er een verzetsdaad in zien, maar dat is geloof ik voor niemand een reden om eraan mee te doen.
Wandelmarsen, in welke vorm dan ook, komen nooit van hun militaire karakter af (ik stam uit Nijmegen, de vierdaagsestad, en groeide op in de tijd dat we ‘is het hier oorlog’ riepen als er een of ander buitenlands contingent soldaten voorbij kwam zweten), maar de tijd dat kinderen (in uniform) op deze manier werden klaargestoomd voor het leger is toch echt voorbij. Om het kinderwandelen een doel te geven, zijn er nu andere nuttige neveneffecten bedacht. ‘Een avondvierdaagse is een goede manier om kinderen de lol van bewegen te laten ervaren’, meent de Wandelbond, en: ‘Dat groepsgevoel van samen iets volbrengen is goud waard’.
Alsof dat niet genoeg is, kun je al lopende de arme kinderen van Afrika steunen, of kinderen met kanker. Kennelijk mag je in dit land niets meer doen gewoon omdat het best wel leuk is.
Vergeleken met mijn eigen avondvierdaagsen (zilveren medaille) is er van alles veranderd. Zo liep ik als kind ordelijk en ouderloos door een bosrijke omgeving, terwijl mijn kinderen zich in een felgeel hesje en onder verplichte begeleiding, met het mobiele nummer van hun ouders op de armen gekalkt, door rafelranden van de stad worstelen. ‘Mees! Meesje kom eens rechts lopen, dan kan die auto erdoor,’ hoorde ik een vader aan zijn zoontje vragen. ‘Man!’ zei het zoontje, die ik schatte op een jaar of acht. ‘Ik loop toch rechts heb je geen ogen in je kop of zo.’
Zo zijn de machtsverhoudingen, in mijn kinderwijk.
Verder wordt er niet meer gezongen. Ik weet niet of dat erg is. Ik heb een tante in Marokko en die komt, hiep hoi – dat is toch, eh, zeg maar, best wel politiek beladen. Ik heb een potje met vet – ook zo’n avondvierdaagseraadsel, waar komt die tekst in godsnaam vandaan en wie heeft dat verzonnen? De uitleg die ik ken, is er een die ik mijn kinderen pas zal vertellen als ze meerderjarig zijn.
Ook is me onduidelijk waar de voor mij nieuwe gewoonte vandaan komt de kinderen citroenen mee te geven met pepermuntjes erop en een zakdoek er omheen, waar ze dan anderhalf uur lang aan blijven likken.
De avondvierdaagse.
Terwijl ik dit schrijf, is er nog één avond te gaan. Niet verder vertellen dat ik na drie avonden spierpijn had. En dat ik eigenlijk als meeloopvader ook wel zo’n medaille had willen hebben, ik bedoel, het is toch best wel een prestatie. Toch?