Geschiedenis

Molen De Gooyer

Dat molen De Gooyer aan de Funenkade wijd en zijd bekend is geworden, heeft waarschijnlijk twee oorzaken: zijn indrukwekkende hoogte en de alternatieve bierbrouwerij die erin huist. De kolossale stellingmolen uit 1725 is zo hoog dat je vanaf de bovenste zolder Het Gooi zou kunnen zien liggen; dat is een van de verklaringen voor zijn naam. Het is de hoogste houten molen van Nederland. En brouwerij ’t IJ? Die is eigenlijk niet in het eigenlijke molencomplex gevestigd, maar in een voormalig badhuis dat er tegenaan is gebouwd. Deze lokale brouwerij is befaamd om haar bieren met het Eko-keurmerk.

De Gooyer is de laatste van een aantal korenmolens die tussen de 17de en de 19de eeuw op de stadsmuren werden gebouwd. Het bolwerk was daarvoor een zeer gunstige plaats omdat er aan de rand van de stad ruim voldoende wind was. In deze molens werd het graan voor de stad gemalen, totdat stoommachines die taak overnamen. Omdat het onderhoud van windmolens nogal kostbaar was, werden de meeste na verloop van tijd afgebroken. Omstreeks 1900 werd de op een na laatste gesloopt. Alleen De Gooyer bleef staan.

De huidige windmolen is niet de originele: die stamde uit de 16de eeuw en werd verwoest door brand, iets wat in die eeuwen nogal eens gebeurde. Omdat er toen nog grote behoefte was aan voldoende maalcapaciteit voor de snelgroeiende stadsbevolking werd er meteen een nieuwe opgetrokken. Die kwam te staan op de plek van de huidige Oranje Nassau Kazerne en dat bleek een vergissing. Het waaide er niet voldoende en daarom werd hij in 1814 verplaatst naar de huidige locatie. Dat moet een enorme operatie zijn geweest. Molen De Gooyer werd geplaatst op de stenen voet van een oude vuilwatermolen. Maar de glorietijd van de windmolens was toen al bijna voorbij. De oude stellingmolen raakte in verval. Omdat het een gezichtsbepalend monument was geworden – en de meeste Amsterdamse molens inmiddels waren verdwenen – nam de gemeente hem in 1928 voor 3200 gulden over. Met die molen haalde het gemeentebestuur zich een boel financiële en juridische ellende op de hals, maar dat terzijde. Na restauratie verhuurde de stad de molen aan de familie Schuurman, die er ging wonen en op de begane grond een motormaalderij opzette. In de Tweede Wereldoorlog heeft De Gooyer – bij gebrek aan elektriciteit en brandstof – nog even dienst gedaan als een heuse windgedreven korenmolen voor particulieren.

De Gooyer heeft ooit zijn wieken verloren. Bij de restauratie in 1930 was de molen voorzien van moderne stroomlijnwieken, maar die bleken bij nader inzien… te windgevoelig. In 1972 sloegen ze tijdens een novemberstorm op hol. Dat moet een angstaanjagend gezicht zijn geweest: de as brak al snel en de enorme wieken stortten (gelukkig) in de naastgelegen Nieuwe Vaart. Persoonlijke ongelukken bleven daardoor uit. Als de enorme wieken op straat terecht waren gekomen, zouden er onder de toegestroomde nieuwsgierigen ongetwijfeld slachtoffers zijn gevallen. Nadat het gemeentebestuur bij Stork een nieuwe as had laten gieten, herstelde men de enorme wieken in de oorspronkelijke staat. Mooi en veilig.

 

De molen is opgebouwd uit drie delen: de stenen onderbouw van de vroegere vuilwatermolen en daarop twee op elkaar geplaatste houten achtkanten. Door die enorme hoogte heeft het gebouw maar liefst zeven zolderverdiepingen. De vijfde is de oorspronkelijke maalzolder. Op die hoogte bevindt zich ook de stelling (het platform) vanwaar de molenaar bijvoorbeeld de zeilen op de wieken kon reven. De bovenste zolder is de luizolder met een authentiek sleepluiwerk: vanaf dat hoge punt hees men de zware zakken graan naar de maalzolder en liet men de zakken meel later weer neer. Het houten luiwiel dat daarbij werd gebruikt kon men ook laten slippen om het neerlaten van de kwetsbare zakken meel af te remmen. Vandaar de naam ‘sleepluiwerk’.

De Gooyer is helaas niet toegankelijk voor publiek en kan dus alleen van buitenaf worden bewonderd. Als men van verbazing of bewondering dorst heeft gekregen, is een uitstapje naar de ernaast gelegen brouwerij warm aanbevolen.

Brouwerij ’t IJ is vooral bekend vanwege haar eko-bieren. De kleine bierfabriek is in 1983 door Kaspar Peterson opgezet in een kraakpand en in 1985 min of meer officieel begonnen in het voormalige badhuis naast de molen. De alternatieve brouwers produceren jaarlijks ruim driehonderdduizend liter bier, dat voor een groot deel wordt getapt in het eigen proeflokaal. Bekende bieren zijn het traditionele Plzen, het IJwit en de zwaardere Struis en Columbus. 

Lees hier andere verhalen uit de serie Historische plekken in het Oosten, zoals De Majellakerk en De geheimen van de Diemerzeedijk.