Hoi, ik heet Linde. Ik ben 10 jaar oud. Mijn beste vriendin heet Lucie. Samen beleven we de gekste avonturen. We zijn een keer een heel lief konijntje tegengekomen dat nu in onze boomhut woont. Ik zal vertellen hoe dat zo gekomen is…
Zoals elke maandag speel ik bij Lucie. We besluiten om in het Diemerpark te gaan picknicken en aan onze boomhut te bouwen. We komen bij de Nesciobrug, ik zet mijn fiets op slot en we kruipen samen onder de brug. Ik pak de spullen uit en Luus gaat op verkenning. Ik wil net een hap van mijn appel nemen als ik Lucie hoor roepen: “Linde, kom eens kijken!”
Ik ren naar haar toe, er ligt een sloot met daarin een klein sluisje. Denk jij wat ik denk… zeggen we tegelijk. Luus klimt als eerste over het sluisje, daarna ik. Oei! En plons, daar lig ik, in die smerige sloot. Gelukkig helpt Luus me uit het water. Ik ben helemaal doorweekt, dat zullen mijn ouders niet leuk vinden. Gelukkig schijnt de zon dus ben ik al snel droog.
“Hé wat is dat, een kabouterhutje soms?” zegt Lucie. “Laten we er eens in kijken.”
“Luus, ik weet niet of we dat wel moeten doen,” zei ik, maar Lucie steekt haar hoofd al in het ding… Opeens weet ik wat het is.
“Luus! Het is een bijenkorf!” Ik trek haar hoofd uit de bijenkorf, haar gezicht is helemaal rood. Ik trek haar weg bij dat ding, en dat is maar goed ook, want er komt een zwerm woedende bijen op ons af. Rennen! roepen we tegelijk. Zo snel mogelijk gaan we naar het sluisje. Lucie komt er met gemak overheen, en ik… ik plons weer in de sloot. Lucie helpt me en samen rennen we naar onze fietsen. We racen weg. Als ik denk dat de kust veilig is, stoppen we om uit te rusten.
Als we om ons heen kijken zien we allemaal konijntjes. Ineens besef ik dat we verdwaald zijn. Er komt een konijntje voor mijn voeten zitten. Ik pak hem op. “Wat ben jij een lief konijntje,” zegt Lucie. “Weet jij misschien waar we zijn?”
Ik zie dat Lucie al achter hem aan loopt, dus kom ik ook maar. Na een tijdje lopen zie ik onze boomhut staan. Ik ren ernaartoe. “Ik zal dat konijntje eeuwig dankbaar zijn,” zegt Lucie, die inmiddels ook is aangekomen.
“Hoe kunnen we hem bedanken? Weet je wat? Misschien wil hij wel in onze boomhut wonen, maar dan moet hij wel een naam hebben, want ‘konijntje’ is zo saai… Wat wordt het: Flappie of Spikkel?”
Ik denk na, Spikkel is meer een naam voor honden. Flappie dus.
Opeens zie ik dat het is gaan schemeren. Lucie zegt: “Ik denk niet dat onze ouders het leuk zullen vinden, maar we moeten in de boomhut blijven slapen. We kunnen Flappie de eerste nacht toch niet alleen laten?”
Sinds die nacht woont Flappie in onze boomhut. We zoeken haar elke maandag even op…
Door Linde Rijkes (10 jaar)
groep 7, Montessorischool IJburg
Het jurycommentaar: “Echt een leuk verhaal, een goede titel, en wat fijn dat het zich zo duidelijk in IJburg afspeelt. Kinderen bouwen hutten, dit kan echt gebeurd zijn.”