Onlangs ontstond ophef over stadsarcheoloog Jerzy Gawronski wegens grensoverschrijdend leidinggevend gedrag. Onbeantwoorde vraag is of hij ook dwingend was richting de uitkomsten van zijn langlopende onderzoek naar de Amstel.
Onder de Amstel had nu in de boekwinkels moeten liggen. Vierduizend exemplaren waren er gedrukt, het boekproject kostte de gemeente 150.000 euro. In plaats van een feestelijke presentatie te beleven belandde het boek in de allesvernietigende shredder. De aangepaste editie verschijnt vermoedelijk in de loop van het voorjaar, ontdaan van de naam van de voormalig stadsarcheoloog. Volgens de onderzoekscommissie zaaide hoogleraar Gawronski als hoofd van Bureau Monumenten en Archeologie (BMA) een angstcultuur – maar details uit het onderzoek blijven geheim. Medewerkers zaten ziek thuis. Zijn bewind duurde 15 jaar maar werd pas na 2020 serieus onderzocht. Kort voor zijn pensionering werd hij naar een andere afdeling geplaatst. Onder de Amstel droeg evenwel nog zijn naam – kennelijk was hij zo bepalend in het archeologisch onderzoek van Amsterdam dat de namen van collega’s geen vermelding op het omslag behoefden.
Inhoudelijke meningsverschillen
Mijn eerste reactie: wat jammer van zo’n mooi boek! Plak een sticker over de kaft met de namen van de betrokken onderzoekers er alsnog bij en klaar is die aangepaste versie. Dat hadden ze bij de gemeente natuurlijk ook bedacht – maar kennelijk ligt het niet zo simpel. Zelf noemt Gawronski de gespannen situaties op de werkvloer “inhoudelijke en professionele meningsverschillen”.
Juist dát roept bij mij vragen op. Gaat deze kwestie uitsluitend over grensoverschrijdend gedrag richting collega’s – net als bij Matthijs van Nieuwkerk? Of heeft het gedrag zich ook vakinhoudelijk gemanifesteerd? Sinds het schandaal rond de Tilburgse hoogleraar Diederik Stapel weten we hoe wetenschappers ondergeschikten voor hun karretje spannen en onderzoeksresultaten kunnen interpreteren in de richting van een door hen gewenste uitkomst.
Gegraven Amstel
Wat de inhoud van zijn onderzoek betreft: Gawronski trok de afgelopen vijftien jaar ten strijde tegen de steeds groter wordende groep deskundigen die menen dat de Amstel tussen Omval en Stopera – het kaarsrechte stuk bij Carré – in de twaalfde of dertiende eeuw gegráven is. Bodemkundige L.J. Pons kwam al in 1973 tot de conclusie dat dit deel is gegraven. Steeds meer deskundigen raakten nadien overtuigd van het Amsterdamse deel van de Amstel als kanaal. De in 2012 verschenen Atlas Amstelland hoort tot de best gedocumenteerde standaardwerken op Amstel-gebied. De auteurs twijfelen geen moment als ze schrijven: ‘Het gegraven deel van de Amstel heeft een knik in het midden.’ Het boek 1000 jaar Amsterdam, waarmee Fred Feddes in 2014 de ruimtelijke geschiedenis van Amsterdam beschreef, verwijst ook naar de Amstel als gegraven kanaal.
Gawronski wilde per se ‘bewijzen’ dat het rechte stuk Amstel een echte rivier is. Met de opgravingen uit de Noord/Zuidlijn-periode kreeg hij veel nieuw materiaal te interpreteren. Op basis van het Amstel-onderzoek van hem en zijn team meldde Gawronski in 2016: “De Amstel is toch één rivier!”
Onwelvoeglijkheden tussen Gawronski en zijn onderzoekers en promovendi gaan ons niet aan. Maar over de inhoud van ernstige professionele meningsverschillen lees ik graag iets terug in het aangepaste boek. Laten we die heruitgave daarom niet overhaasten. Openheid van zaken is nodig om de stellingen over de rechte Amstel als echte rivier serieus te blijven nemen. Ik beweer niet dat Gawronski zijn eigen Amstel groef maar zonder diepgravende analyse riekt de rechte rivier naar een krom wetenschappelijk verhaal.