De Jas

‘Ik had nog nooit Diemen gezien’

Marcel van Roosmalen (1968) is schrijver van romans en sportboeken. Onlangs verhuisde hij samen met zijn vriendin Eva Hoeke naar Betondorp.

Op het afgesproken tijdstip is Marcel van Roosmalen niet thuis. Hij blijkt 50 meter verderop te zitten, in café De Avonden, vernoemd naar het boek van Gerard Reve, een van de beroemde vroegere bewoners van Betondorp. In dit etablissement rookt Van Roosmalen elke dag stiekem één sigaret die de barman voor hem heeft klaargelegd. De schrijver heeft thuis namelijk een rookverbod opgelegd gekregen. Vandaar dat hij na zijn sigaret vijf Tic Tacs in zijn mond gooit en zegt: “Kom, we kunnen weer naar huis. En alsjeblieft: niets tegen Eva zeggen, oké?”

Jouw vriendin is ook columniste, onder andere voor Het Parool. Is het een voor- of nadeel om met iemand samen te wonen die hetzelfde beroep heeft?
“We fietsten laatst samen door de stad. Zagen we een Israëlische vlag uit het raam hangen. Ik zei meteen: kom, daar gaan we aanbellen, dat is leuk voor een column. Maar ja, dan is het meteen: ga jij dit gebruiken of ik? Inmiddels hebben we daar wel een weg in gevonden. Zij schrijft meer over de kleine dingen van het leven, de klusjesman die zich ongevraagd aanbiedt en wat er zoal in de kroeg gebeurt. Daar is zij ook veel beter in dan ik. Het grote voordeel is: je snapt elkaar heel goed. Mijn vorige relatie is er zo ongeveer aan kapot gegaan, dat ik altijd nog stukjes af moest hebben. Zelfs op vakanties nam ik de telefoon altijd op, want het kon een opdrachtgever zijn. Hele vakantie in Portugal naar de klote.”

Ben je al gewend aan Betondorp?
“Nou, nog niet helemaal. Betondorp ligt op 26 minuten van het centrum, kwam ik achter. Althans, in het tempo waarin ik er naar toe fiets met al dat stiekeme gerook. Liep ik in De Pijp de deur uit, dan straalde het leven je tegemoet. Dat is hier niet echt het geval. Maar goed, de voordelen zijn legio: ik had nog nooit Diemen gezien. Je hebt hier café De Avonden. Een buurtsuper. En je bent zo in de polder.”

Het is de buurt van Johan Cruijff. Wie was jouw Johan Cruijff vroeger?
“Theo Bos, de overleden Vitesse-verdediger over wie ik het boek Het is zoals het is heb geschreven. Hij straalde dat onverschrokken Arnhemse gevoel uit. Als kleine jongen stond ik hem vroeger weleens op te wachten na de training. ‘Mag ik je tas dragen?’ vroeg ik dan. ‘Als je er maar niet mee wegrent,’ antwoordde hij. Kennelijk had hij slechte ervaringen. Weet je, eigenlijk waren wij in Arnhem helemaal niet weg van Johan Cruijff. Matige voetballer. Mijn vader heeft me een keertje meegenomen naar de bekerfinale NEC-Ajax. Kon ik Cruijff in het echt zien voetballen, zei hij. Koningin Beatrix reikte toen de beker uit. Zij werd die avond door het hele stadion voor hoer uitgemaakt. Dat maakte veel meer indruk op me dan die hele Cruijff.”

Je laatste boek over Vitesse heet Schijt. Vanwaar die titel?
“Nou, ik hoorde in het stadion de hele tijd maar: schijtwedstrijd, schijtstadion, schijtspelers. Dat ging zo lang door dat het op een gegeven moment in m’n hoofd zat. Het is een mooie pakkende titel, vind ik. Helaas dacht de Bruna daar in eerste instantie anders over. Die zaten sowieso met een dilemma, want tegelijkertijd met Schijt kwamen ook de boeken Kaddisj voor een kut en Zeik uit. Had ik weer.”

Met een van je vorige Vitesse-boeken, Je hebt het niet van mij, heb je de Nico Scheepmaker Beker gewonnen, de prijs voor het beste sportboek. Wat zegt je dat?
“Heel simpel: als er een geldbedrag aan een prijs vastzit, zegt het me heel veel. Maar deze bokaal was een plastic beker. Daar kan ik als schrijver niet van eten. Dus: AKO Literatuurprijs, van harte welkom! Nico Scheepmaker Beker: heb ik al. Ik wil gewoon prijzen waar geld aan vast zit. Zoveel mogelijk.”

Ben je als schrijver zo arm dan?
“Ik heb het geluk dat ik ook nog een column voor NRC Next schrijf, dus maak je geen zorgen. Maar als je al de uren die je in een boek steekt gaat afzetten tegen het honorarium, word je niet echt vrolijk. De gouden tijden voor stukjesschrijvers zoals ik zijn voorbij. In een oude doos kwam ik laatst het blad Rails tegen, een vroegere opdrachtgever. Die lieten voor de special ‘Paradijs op aarde’ elf journalisten drie weken lang naar een paradijselijke plek ergens in de wereld afreizen. Mocht ik ook mee. Helaas was het Syrië. En dan bleek mijn fotograaf ook nog eens zwaar christelijk. Drie weken ruzie.”

De slotvraag: wat vind je van de jas?
“Het waait hier doorgaans vrij hard in Betondorp, en de bebouwing is laag. Dus eh, het zal in de winter veel warmte geven, die jas. Maar kom op hé, wie heeft deze vraag verzonnen?”

Paspoort
Naam: Marcel van Roosmalen
Geboren: Arnhem, 1968
Beroep: schrijver, columnist
Bekend van: zijn columns in NRC Next en onder andere de boeken Op Pad met Pim, Je hebt het niet van mij, Ik ben (s)normaal. Onlangs kwam zijn boek Schijt. Het laatste seizoen van Theo Janssen (en Ester Bal) uit.