De Jas

‘Ik heb nooit gerookt of gedronken, best atypisch voor een popjournalist’

Erik van den Berg werkt al veertig jaar bij OOR, het multimediale platform voor de serieuze muziekliefhebber. We drinken koffie in het Q-Cafe in Oostpoort, volgens de website ‘het muzikaalste café van Amsterdam’.

“Dit is wel een beetje mijn wereld,” zegt hij als hij na binnenkomst de hagel uit zijn haar heeft geschud en gaat zitten. “Deze plek is erg op muziek gericht, het is relaxed en ik pas goed in een omgeving met zalen, oefenruimtes, muzikanten en andere zaken.”

Je zit veertig jaar in de muziekbusiness. Kun je nog op een normale manier naar muziek luisteren?
“Op plaat of via Spotify wel, maar tijdens concerten heb ik meer moeite om er oprecht van te genieten. Wat vind ik ervan en waarom, spookt er dan door mijn hoofd. Bij concerten sta ik niet als consument, maar als criticus. De laatste tijd overigens minder, omdat ik dat het minst leuke deel van de popjournalistiek vind. Misschien wel omdat het een eenmalige gebeurtenis is.”

Wat is het verschil tussen een optreden en een plaat?
“Het vluchtige. Een concert is na anderhalf uur voorbij, en een plaat zet je op en dan ontwikkel je gaandeweg een mening. Een plaat beluister je opnieuw en opnieuw.”

Je zit vier decennia bij OOR, hoe ben je er beland?
“Ik was al lezer en in 1984 heb ik gesolliciteerd als freelancejournalist. Het was destijds een grachtengordelblad en ze waren op zoek naar mensen van buiten Amsterdam. Ik kwam uit Dordrecht en mocht een aantal proefstukken schrijven. Mijn eerste artikel was een verslag van het Waterpop-festival in Wateringen.”

Nu ben je er van alles tegelijk.
“Hoofdredacteur, eindredacteur, coördinator van de recensierubriek en nog veel meer. Een soort manager, terwijl dat eigenlijk niet mijn ding is: ik ben toch in de eerste plaats schrijver. Daarom ben ik van plan om dit jaar mijn hoofdredacteurschap af te bouwen. Enerzijds om ruimte te maken voor de jeugd, en ook omdat ik het verhalen schrijven weer wil oppakken.”

Wat is er in de loop der jaren veranderd?
“Vroeger kon je zonder problemen drie keer per week een interview doen. Je kon al je muzikale helden spreken en je mocht minimaal een keer per maand op kosten van de platenmaatschappij naar het buitenland, inclusief verblijf in een vijfsterrenhotel. Nu krijg je als je geluk hebt een zoominterview.”

Honderden interviews heb je afgenomen. Kies er één.
“In 1993 vloog ik naar Seattle om Nirvana te interviewen omdat hun plaat In Utero op punt van uitkomen stond. Het was heel speciaal, omdat het op dat moment de grootste rockband ter wereld was en ik hen sprak in hun thuisstad. De platenmaatschappij bedacht dat ik ze alle drie twintig minuten mocht spreken. Dave (drummer, JJ) en Kris (bassist, JJ) hadden best wat te vertellen, maar uit Kurt Cobain kwam bijna niks zinnigs. Hij hing boven een bord eten dat hij onaangeroerd liet. Ik bleek de laatste Nederlandse journalist geweest te zijn die hem sprak. Na zijn dood wilde Jan Douwe Kroeske iets van dat interview laten horen op de radio. Ik had helaas een ander interview over mijn gesprek met Cobain opgenomen.”

Wat ooit muziekkrant OOR heette, is nu een multimediaal platform. Is dat een winstgevend merk?
“Met alles wat we doen wel. Onze oplage is ongeveer een tiende van die in de hoogtijdagen. Maar verder heb je oor.nl, Club OOR, onze socials. En we hebben net een boek uitgebracht: OOR Recensiebijbel. We zijn noodgedwongen breder gegaan, maar persoonlijk heb ik nog steeds het meeste met het tijdschrift.”

Laten we een sprong maken naar deze buurt. Hoelang woon je in Oost?
“We zijn hier in 2008 gekomen en het bevalt goed. Je hebt er alles, verschillende soorten winkels, voorzieningen, een bioscoop, horeca en een park. Het is een klein centrum binnen de stad.”

Bij welke winkel kom je graag?
“Had je me dat een paar maanden geleden gevraagd, dan had ik zeker Linnaeus Boekhandel geantwoord. Ik was daar jaren vaste klant, kende de meeste verkopers en zij mij. Vooral Edith was favoriet. Maar ze zijn van eigenaar gewisseld en niemand van het personeel ken ik nog. Helaas.”

En in welke kroegen?
“Ik heb nooit gerookt of gedronken, best atypisch voor een popjournalist. In cafés kom ik dus zelden. Wel vind ik het leuk om bij The Cottage te eten. Ze hebben een bijzondere kaart, op Engelse leest geschoeid, met wat ze zelf comfortfood noemen. Ze hebben verrukkelijke pies en ook niet al te lullige porties.”

Waar koop jij je muziek?
“Bij Concerto in de Utrechtsestraat. Het is een fijne winkel. Ook worden er in-store concerten gegeven en kan je er koffiedrinken. Ideaal.”

Waar ga je graag naar toe als je Oost verlaat? 
“Rotterdam. Daar ligt veel van mijn jeugd, omdat je in Dordrecht bijna niks had. Ik heb oneindig veel concerten gezien in Nighttown, Arena, De Vlerk en Rotown. Over het algemeen vind ik Rotterdammers leuke mensen. In één zin: het is een heel fijne stad.”