Vandaag schrijf ik over het Sluishuis, een stuk waar ik al meer dan een jaar naartoe werk. Het Sluishuis ligt een paar honderd meter van ons huis op Steigereiland. Mijn dagelijkse wandeling met hond Loulou voert langs de bouwlocatie. Stukje bij beetje heb ik het zien verrijzen. Het begon met het slaan van damwanden in het water, vanaf een drijvend platform. Het platform werd ook gebruikt als parkeerplaats voor de tientallen auto’s, voertuigen en bouwketen van de bouwers. Binnen de damwanden werd zand opgespoten waarmee het eiland ontstond waarop verder gebouwd kon worden aan het Sluishuis.
Ik schrijf ‘het’ Sluishuis. Maar de architecten zelf hebben het over ‘Sluishuis’. Het is een trend om lidwoorden weg te laten. Zo schreef ik ook over ‘Valley’, het afbrokkelende en met struiken overwoekerde bouwwerk van MVRDV aan de Zuidas, terwijl ‘The Valley veel natuurlijker klinkt. De zeer internationale architectengemeenschap in Nederland heeft daarbij veel moeite om het woord Sluishuis uit te spreken. Ik hoor in de wandelgangen met ontzag praten over ‘Sloishois’. Onbewust ben ik het ook zo gaan uitspreken. Tegen mijn kinderen zeg ik bijvoorbeeld: “Hebben jullie het al gezien? De steigers zijn weg van het Sloishois!”
Het Sluishuis is ontworpen door BIG, een Deens architectenbureau, en uitgewerkt door Barcode Architects uit Rotterdam. BIG staat voor Bjarke Ingels Group en heeft kantoren in Kopenhagen, Londen, Barcelona, New York en Shenzhen. Alles wat BIG maakt is groot. Een willekeurige klik op de website van BIG laat een masterplan zien voor een nieuw te bouwen stad in Azerbeidzjan, op een schiereiland in de Kaspische Zee. De 1.000.000 m2 aan gebouwen zijn gevormd naar de zeven hoogste bergen van Azerbeidzjan. Het resultaat is een spectaculair, futuristisch berglandschap aan gebouwen. De trend van het bouwen in getrapte volumes, in deze column al eerder aangehaald, is hier letterlijk tot duizelingwekkende hoogte gevoerd. Ook het Sluishuis is een goed voorbeeld van getrapt bouwen. Zo goed zelfs dat ik al een slap aftreksel van het Sluishuis heb zien verschijnen in een ander deel van Amsterdam. BIG schrijft op zijn website over de getrapte vorm: “Towards the neighbouring urban district the block steps down like a cascade of landscaped terraces, creating a natural transition from cityscape to smallerscale, natural surroundings”.
De andere kant van het gebouw is gericht op het open water. Aan deze kant is het blok schuin afgesneden waardoor een spectaculair overhellende punt ontstaat. De messnede die het blok schuin naar beneden heeft doorkliefd, heeft tegelijkertijd een opening naar het binnengebied gecreëerd, zodat het water tot in het binnenste van het blok stroomt. De gevels zijn bekleed met gevelpanelen van blank aluminium. Bij ondergaande zon schittert het licht op de spiegelende gevel en via de gevel op het water. Om zoiets te ontwerpen moet je groot denken. Ik vraag mij af wat ik ervan gemaakt had, mocht ik de opdracht gekregen hebben. Ik krijg een ingeving: een gebouw als een berg. Een vulkaan in het water, amorfe hoogtelijnen van glas en blinkend aluminium, culminerend in een transparante top. Onder de vulkaan een ruime tunnel waar het water doorheen stroomt.
Reacties naar jved@dorensarchitects.nl.