De Jas

Herman Koch: ‘Zelfs bij chique diners ben ik van het pils en niet van de wijn’

Zijn nieuwe boek Een film met Sophia is net uit, maar we hebben het met Herman Koch vooral over zíj́n Amsterdam-Oost.

Wie was de vorige drager van deze jas, vraagt Herman Koch terwijl hij met de fotograaf richting Anna’s Tuin & Ruigte loopt. Dolf Jansen, is het antwoord. Later, bij een espresso en een spa rood op het terras van café-restaurant Polder, kan Koch een lach niet onderdrukken. “Halverwege de jaren negentig was ik te gast bij Spijkers met koppen. Ik werd live geïnterviewd door Dolf op zijn welbekende drukke manier. Ik liet een stilte vallen en vroeg hem bloedserieus wat er zou gebeuren als Ed de Goey, destijds een bekende doelman, zou sterven. Dolf bleef het antwoord schuldig, waarna ik zei: ‘Dan ben jij de lelijkste man van Nederland.’ Hij viel stil, en nu ik er zo aan terugdenk, vind ik het nog een goeie grap.”

Het is Herman Koch ten voeten uit. Noem een onderwerp en hij heeft er een verhaal bij. Hij werd geboren in Arnhem, verhuisde op zijn tweede naar Amsterdam en is behalve schrijver ook televisie- en radiomaker, acteur en columnist. Zijn roman Het diner is in vijftig landen verschenen en is drie keer verfilmd. Als acteur is hij vooral bekend van Jiskefet.

“Toen ik een jaar of achttien was keerde ik terug uit Finland. Ik kon bij de ouders van een vriend inwonen die aan het Nieuwe Diep een huis hadden, net voorbij waar nu de distilleerderij zit. Ik sliep daar op zolder en zat in een soort passieve crisis. Ik verhuisde naar de Jordaan, begon met schrijven en had er een baantje als nachtwaker bij. Daarna volgden Borát en Jiskefet, en geleidelijk verdween die crisis. Het was niet dat ik depressief was, maar ik maakte lange reizen en wist het allemaal niet zo.”

Hij maakt een praatje met eigenaar Dick, vertelt over zijn zoon die vandaag jarig is en kijkt geamuseerd naar de studenten die in groten getale weer op de campus aanwezig zijn. Hij vervolgt: “Dat we in Oost zijn komen wonen is eigenlijk puur toeval. We hadden een klein huisje in de Weteringbuurt en mijn vrouw was zwanger. In de krant had ik een vrij formele advertentie gezet: ‘Man (schrijver) en vrouw (docente Spaans) zoeken woonruimte in Amsterdam’. De kapper op de Hogeweg, Henrico, reageerde: hij had een verdieping te huur op de Linnaeusparkweg. Dat leidde tot een soort vriendschap en ik word nog steeds geknipt door Dave, zijn zoon.”

Daarna ben je nooit meer weggegaan.
“We hebben in de Pythagorasstraat gewoond en zijn nu heel gelukkig op het Science Park. Voor sommigen is Oost een soort Zuid, maar dan met de kleine beurs. Als je nu op de Bredeweg een huis wilt kopen, moet je miljonair zijn. Maar voor de rest bevalt het heel goed. Leuke winkels en kroegen. Gisteren at ik bij Mojo mosselen met mijn zoon en vriendin. Heerlijk en ook hartstikke leuke mensen.”

Waar kom je nog meer graag?
“Laatst was ik zelf jarig en dat heb ik gevierd bij Wilde Zwijnen. Het was een zondagavond en het terras is geweldig. Iets verderop, op de hoek van de Molukkenstraat, zit Vijf Nul Vijf. Als je het over diversiteit hebt, dan ben je daar aan het juiste adres. Marokkaanse meiden met een hoofddoek eten gebroederlijk naast corpsballen en buurtbewoners. Ooit was ik in de Elsa’s en Riad en Jason, nu twee van de Drie Wijzen uit Oost, stonden daar nog achter de bar. In hun cafés zoals Bukowski en Bar Botanique kom ik ook graag. Ze maken cafés zoals cafés bedoeld zijn.”

En de boekhandels.
“Ik kom in de Javastraat en natuurlijk ook bij de Linnaeus Boekhandel op de Middenweg. Soms neem ik acht boeken mee en soms hebben ze niet wat ik zoek. Ik hou ook erg van Amerikaanse literatuur en dan fiets ik door naar The American Book Center.”

Veel van je boeken zijn gesitueerd in Oost. Een verhaal in de bundel Meer Oost gaat over een restaurant dat pijnlijk ten onder ging.
“Dat speelde zich af op de Hogeweg waar heel lang Klein Jansen had gezeten. Vervolgens wisselde het te snel van eigenaar. Op een gegeven moment werd het een brasserie, en vanaf dat moment wist je dat het niet ging lopen. Je hebt van die hoeken in Amsterdam waar alle tenten mislukken. Ik ben er met mijn vrouw wel gaan eten en we hadden een prima avond. Maar we waren de enige gasten. Op een dag fietste ik er langs en zag ik kranten voor de ramen hangen. Dat heeft iets treurigs. De Kas ligt op een fantastische plek en bij Dauphine kan je heerlijk steak tartare eten en mensen kijken. Het is wel kosmopolitisch. Als ik daar buiten zit in het lawaai dan waan ik me in het buitenland.”

Wat drink je bij de steak tartare?
“Biertjes. Ook bij eten en zelfs bij chique diners ben ik van het pils en niet van de wijn. Ik heb het ook helemaal niet op biertjes met extra smaak, extra alcohol of een IPA. Behalve dan Vedett Extra Blond. Die vind ik heerlijk.”

Een interview over Oost zonder je bestseller Het Diner te noemen is welhaast onmogelijk.
“Ja, delen van het verhaal spelen zich af hier in het stadsdeel. De jongens komen terug van een schoolfeest en rijden de brug over de Middenweg op. Verderop herken je natuurlijk De Kas en Elsa’s. Een jaar of tien later schreef het tijdschrift Lekker over de Kas. Het eten kon hen maar matig bekoren maar ‘we kunnen in ieder geval vaststellen dat de service sinds Herman Kochs Het Diner aanzienlijk is verbeterd’. Geweldig!”

Stel je gaat de stad uit, waar ga je dan naartoe?
“We zijn vaak in Spanje en we hebben een huis in Zeeuws-Vlaanderen. In de coronatijd hebben we daar negentig procent van de tijd gewoond. Zo zijn we er samen doorheen gekomen.”