Als de avond was gevallen in het donkere West-Friesland aan het begin van de jaren vijftig, las mijn vader voor uit Sim en Sam. Magische momenten die je elk kind zou gunnen. Zo hebben wij onze dochter elke dag voorgelezen vanaf haar eerste jaar. Voorlezen stimuleert het lezen. Er was even sprake van een setback toen ze na de eerste leeslessen in een zomervakantie het boek woedend van zich afwierp en zei: ‘Als ik dit eenmaal kan doe ik het nooit meer.’
Verder herinner ik me alleen maar rustgevende, magische momenten op de rand van haar bed, zo rustgevend dat ik soms in slaap viel van mijn eigen stem. Niet dat al het aangeboden materiaal in goede aarde viel: Pinkeltje vond ze niks, evenmin als Pietje Bell en Alleen op de Wereld. Op Arendsoog daarentegen was ze smoorverliefd, wat uitmondde in een brief aan de S-ranch van de katholieke cowboy uit Arizona die ik onlangs heb teruggevonden. Het taaltje van Witte Veder, Arendsoogs beste vriend – we mochten nog indiaan zeggen, wat voorgoed voorbij was toen mijn dochter een jaar ging studeren aan de Universiteit van Vancouver waar het begrip native American al niet meer woke was en inmiddels indigenous waarschijnlijk ook al gecanceld is door mensen die dit soort kwesties in de gaten houden – tegen dat gebrekkige Nederlands van Witte Veder was nog geen protest aangetekend.
Openlijk racisme vond behalve in 1958 op de Wereldtentoonstelling van Brussel waar kinderen bananen gooiden naar tentoongestelde Congolezen, vooral plaats in kinderboeken.
Om de een of andere reden heb ik de laatste tien, vijftien jaar ook het favoriete voorleesboek van mijn kindertijd in het rijtje van te verwerpen lectuur geplaatst. Ik dacht vermoedelijk, met Sjors en Sjimmie in het hoofd, dat Sim, of Sam, het donkere vriendje van de ander was en dat je met loftuitingen enorm moest uitkijken. Wat blijkt? Het gaat gewoon om kabouters met een huis in een oude eik die met omzagen werd bedreigd. Niks aan de hand met die kabouters.
Wat ik nooit heb geweten is dat Sim en Sam in 1917 is geschreven door frater Josephus van der Heijden uit Tilburg, wiens pseudoniem Jan Donkers was.