Column

Henk Spaan: ‘Mooiste cadeau ooit’

Waarom maakte ik altijd ruzie met mijn vader vlak voordat we pakjesavond gingen vieren? Het was een voorspelbare dynamiek waarop ik me bewust of onbewust de hele dag vreugdeloos voorbereidde. Ik verzette me tegen het ‘nu wordt het gezellig’-sentiment. Dat zullen we nog wel eens zien of het gezellig wordt, straalde ik uit, zittend in een hoekje tussen kolenkachel en dressoir. Ik was niet eens puber want ik paste nog in dat hol. Misschien was ik al puber voordat ik puber werd.
Als de cadeaus kwamen, werd het meteen gezellig. Blijf maar eens chagrijnen met een paar nieuwe hoge noren in een doos waarop Viking stond. Later zou het een slecht cadeau blijken, die schaatsen, want ik had ‘zwakke enkels’ en kreeg de ijzers niet verticaal onder mijn voeten. Dat je met hoge noren op het ijs kunt verlangen naar Friese doorlopers, begrijpt alleen iemand met zwakke enkels. Ik noem nog één cadeau waarmee mijn verwendheid geen raad wist: het begin van een Fleischmann-treinemplacement. Wat had je nou aan één locomotief, aan acht stukken rails, vier rechte en vier ronde, en aan één wissel?
Goed beschouwd, kijkend naar het aantal genotsuren dat ik ermee heb doorgebracht, was een dik boek dat ik zeker vijf keer heb gelezen mijn mooiste cadeau ooit: De Duivelskop in het Rotsgebergte van Karl May. Ik googelde zojuist deze titel en ontdekte een schat op Delpher.nl waar je oude kranten kunt vinden. Op 11 augustus 1925 publiceerde De Limburger onder het kopje ‘Stadsnieuws’ (volgens mij in Sittard) een aantal nieuwe boeken die de R.K.O. Leeszaal en Bibliotheek had ontvangen waaronder van Herman Heyermans Droomkoninkje, van Cissy van Marxveldt De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul en van Karl May De Duivelskop in het Rotsgebergte.
Ik stelde me voor dat ik in 1925 op twaalfjarige leeftijd De Limburger zou spellen om naar mijn vader te rennen met het heuglijke nieuws dat er een nieuwe Karl May uit was, niet wetend dat ik dat boek veertig jaar later van hem voor Sinterklaas zou krijgen. En dat ik nu aan mijn vader moet denken omdat het somber weer is en de volle maan boven het Buiten-IJ de somberheid niet kan verlichten.