Column

Henk Spaan: Ab Osterhaus

Ik zit vaak op de hometrainer in mijn werkkamer. Op de televisie kijk ik intussen naar oude wielerkoersen en oude snookerwedstrijden op de Duitse Eurosport. Het leidt een beetje af want fietsen op een hometrainer is nog saaier dan snooker. De saaiheid van het snooker is de reden dat ik er naar kijk. Het beweegt, maar niet te snel. Er is geluid maar heerlijk zacht. Er is zelden spanning want Ronnie O’Sullivan is beter dan wie dan ook. Gisteren had ik een wielerkoers in Noord-Italië die werd gewonnen door de weggesprongen Urán. Nadat ik klaar was met fietsen googelde ik welke wedstrijd Urán in Noord-Italië had gewonnen. Het bleek dat ik naar de laatste dertig kilometer van de semi-klassieker Milaan-Turijn uit oktober 2017 had gekeken. Alaphilippe was ook ontsnapt maar die haalden ze terug.
’s Avonds zit ik voor me uit te kijken, of te lezen en soms dwaal ik af naar de talkshow Op1. Sympathie heb ik voor Sophie Hilbrand en voor Jeroen Pauw, de Ronnie O’Sullivan van de praatshows. Wat die andere types daar doen, die ‘presentatoren’, mag Joost weten. Als Ab Osterhaus komt veer ik op. Ik zat zes jaar bij hem in de klas op de lagere school en nog twee jaar op de middelbare, voordat ik bleef zitten. Nog altijd herken ik op zijn gezicht de verholen minachting bij een stomme vraag. We woonden een kleine kilometer van elkaar af in Nieuw-West. Onze vaders zaten samen in het bestuur van het oudercomité van de lagere school. We voetbalden bij dezelfde club en ook op straat, of op een landje naast de Fockschool. Ik ben een keer met hem mee geweest naar de sloot achter zijn huis in de Reina Prinsen Geerligsstraat om visjes te vangen. Die nam hij mee naar huis om ze te bestuderen. Het geheugen is een vreemd wezen. Ik weet zijn telefoonnummer nog: 130020. Is dat niet raar? Soms lees ik kritiek op Ab Osterhaus. Het is niet dat ik het me persoonlijk aantrek, maar ik zal het altijd voor hem opnemen. In oude vrienden herken ik mezelf.