Column

De stille stad: Depotwereld

Er bestaat een parallel universum waar wij als chablisminnend Amsterdam geen weet van hebben, maar dat voor ons geluk – en dranktoevoer – van groot belang is. Die wereld bevindt zich achter de rafelranden van de stad en ligt voor ons keurig uit het zicht. Het stinkt er naar bakolie en diesel, duizenden mensen werken zich er het schompes en er is geen reet te beleven. Men leeft er in ploegendiensten, want het leven heet hier ‘24/7’. Restaurantjes zijn er niet, iedereen neemt zijn bammetje mee naar het werk, waar koffiemachines voorhanden zijn, automaten met gevulde koeken en magnetrons voor wie zijn thuisgemaakte macaroni wil opwarmen.

Op het eerste gezicht is de depotwereld – want zo noem ik hem – diepgrijs. Men verspilt geen kleuren aan de reservoirs van ons verlangen. Ramen zijn niet nodig, want ook de tl-verlichting is ‘24/7-proof’. Alles ligt gestapeld op torenhoge rekken, klaar om te worden vervoerd naar kledingkast en koolboks. In rap tempo komen de producten tot ons. We passen, wikken en wegen, en dan gaat de helft weer terug. Gratis bovendien. De perpetuum mobile van vrachtwagens en bestelautootjes verbindt beide werelden en zorgt voor de niet-aflatende stroom van hebbedingen. Grijs, triest en stinkend. En oh ja, ik werk daar. Chablisminnende depotwerker. Dat dan wel weer.

En toch, als je wat beter kijkt, gloort er licht en hoop. Felle accentkleuren verbleken soms het grijs en de eeuwige herhaling van loodsen geeft een merkwaardig rustig ritme. Tussen de gebouwen liggen stroken groen en prachtige bloembedden waar niemand naar kijkt. Maar het mooiste van de depotwereld is dat-ie eindig is. Niet in de verte, want al die blokkendozen blokkeren het zicht op de einder. Maar vlak boven de loodsen kust de hemel de aarde. En die hangt nergens ter wereld zo laag als in Holland.

Door Jaap Broersma

jaapbroersma1@gmail.com