De Straat

Bert Haanstrakade

Naar wie is mijn straat, laan of plein vernoemd? Naar een bloem, een vogel, een boom? Dan is de link snel gelegd. Maar wat als je in de Sweelinckstraat woont? Weet dan iedereen meteen dat je in de componistenbuurt woont? En wie was Albert Cuyp? Een beeldhouwer soms? Of toch een schilder?

Nog moeilijker wordt het wellicht als je op het IJburgse Joris Ivensplein woont. Joris Ivens? Misschien dat nog net bekend is dat hij ooit een wereldberoemde filmer van documentaires was. Maar wie waren dan Piet Zwart of Jean Desmet?

In de komende nummers van de Brug een aantal korte biografieën van filmers en fotografen die op IJburg een straat, plein of kade ‘kregen’. Vandaag Bert Haanstra.

Bert Haanstra (1916–1997)

 

De in Espelo (Overijssel) geboren Bert Haanstra werd kort na de Tweede Wereldoorlog bekend als maker van filmdocumentaires als Spiegel van Holland (1951), De zee was niet meer (1956) en vooral Rembrandt schilder van de mens (1957), waarin hij het bioscooppubliek betoverde met een aantal voor die tijd zeer revolutionaire ‘overvloeiers’ van zelfportretten waarin je de grote schilder in nauwelijks een minuut steeds ouder ziet worden.

 

Maar echt beroemd werd hij pas in 1958. Eerst met het flitsend gemonteerde Glas (hij kreeg er een Oscar voor, de eerste voor een Nederlandse film) en kort daarop met Fanfare, zijn debuut als regisseur van een speelfilm. De in en rond Giethoorn opgenomen komedie over twee rivaliserende dorpsfanfares trok niet minder dan 2,5 miljoen bezoekers, waarmee hij na Turks Fruit (3,4 miljoen bezoekers), nog altijd op de tweede plaats staat van de 25 best bezochte Nederlandse films aller tijden.

 

De hoofdrolspelers van Fanfare (Hans Kaart, Bernard Droog en vooral de toen nog piepjonge Albert Mol), waren op slag Bekende Nederlanders. Hetzelfde gold voor Haanstra, die de lachers al meteen bij het openingsshot op z’n hand kreeg: koeien die zonder een poot te verzetten statig door het gras gleden. Een niet te bevatten schouwspel, totdat de camera omhoog schuift en blijkt dat de beesten op een platte praam staan, die door een aanvankelijk niet waarneembare sloot vaart.

 

Het bleef niet bij die twee successen. Ook Dokter Pulder zaait papavers (1975) en meer documentaire-achtige rolprenten als Zoo (1961), Bij de beesten af (1972) en vooral het in 1963 verschenen Alleman oogstten veel lof. In laatstgenoemde film geeft Haanstra (krachtig gesteund door het commentaar van schrijver Simon Carmiggelt) een fraaie en soms zeer hilarische doorsnede van het Nederlandse volk. Het publiek (1,6 miljoen bezoekers) stond opnieuw in lange rijen voor de bioscoop en de film trok ook internationaal grote aandacht. Op het filmfestival van Berlijn kreeg hij zelfs de Gouden Beer en ook werd Alleman genomineerd voor een Oscar.

 

In 1980 kreeg Bert Haanstra, een fervente Ajaxfan, tijdens een filmfestival in Cork (Ierland) een hartinfarct waarvan hij goed herstelde. Daarna deed hij het echter wel wat rustiger aan. Maar met Vroeger kon je lachen (in 1983 verschenen ter gelegenheid van de 70ste verjaardag van Simon Carmiggelt) bewees de Tukker nog steeds een meester te zijn in het observeren van mensen. Kees van Kooten speelde in deze film overigens zijn van ‘Koot en Bie’ zo beroemd geworden ‘vieze man’.

 

Bert Haanstra won in zijn carrière naar schatting tachtig filmprijzen en ligt naast zijn vrouw begraven op de Gemeentelijke Begraafplaats van Laren.

Door Douwe Sluiter