Op 26 juni vieren we de Dag van de Architectuur. Het is goed dat iemand deze dag ooit bedacht heeft, want het kan geen kwaad onszelf er aan te herinneren hoe belangrijk goede architectuur is. En te gedenken waar het fout gegaan is. We moeten alert zijn! Men is geneigd vanuit een misplaatst vertrouwen in architecten en stedenbouwers te denken dat het wel goed komt. Maar dat vertrouwen is nergens op gebaseerd.
In vergaderingen is men, met dank aan het poldermodel, gewend om instemmend te knikken bij het aanhoren van de allerslechtste plannen. Over architectuur valt niet te marchanderen. In een volgende column, getiteld How bad architecture happens, kom ik hier op terug.
Ter zake; de Dag van de Architectuur. In Amsterdam ligt het accent dit jaar op IJburg, op het particuliere opdrachtgeverschap. Tientallen huizen, waaronder mijn eigen huis, zijn door de trotse bewoners opengesteld voor het publiek. Ik zal zeker mijn ronde maken, want ik ben benieuwd naar de resultaten van anderen. Iedereen die aan het bouwen van een eigen huis begint heeft de hoogste ambities. Ambities die variëren van praktische zaken tot wensen met een hoog filosofisch gehalte. “Ik wil een grote kelder,” was het eerste dat een cliënt tegen mij zei bij de kennismaking, nog tijdens het schudden van mijn hand. Hij heeft een grote kelder gekregen.
Ik vraag cliënten altijd om hun ideeën over het huis op papier te zetten. Van een eenvoudige opsomming van het aantal kamers tot en met hun diepste gedachten. Als het een echtpaar betreft, vraag ik ze het onafhankelijk van elkaar op te schrijven. Altijd zijn er wensen die in eerste instantie worden achtergehouden, verzwegen uit angst om gek gevonden te worden. Juist de obscure gegevens leveren de meest originele invalshoeken voor het ontwerp.
Een experiment voor u, beste lezer. Probeer het zelf. Fantaseer dat u een huis laat bouwen en beschrijf op één A4 uw ideeën voor een huis. Of schrijf een verhaal. Een vriend, die van mijn plannen hoorde een eigen huis te ontwerpen, stuurde een prachtig verhaal. Hij fantaseerde over een bezoek aan mijn huis laat op de avond. Een grindpad – ik was nog op – een donkere hal, zichtbaar op de achtergrond het geflakker van vlammen, gedempte stemmen, muziek…
Bovenstaand proces van nadenken en schrijven is nodig om een huis te ontwerpen dat uitstijgt boven het gemiddelde. Zo krijgt een huis een ziel.
Nu kom ik op het moeilijke punt – ik heb het vierhonderd woorden kunnen uitstellen – om te beschrijven wat ik bedoel met de ‘ziel’ van een huis. Ik heb het niet over de ziel van een vorige bewoner die door de kamers waart, laat dat duidelijk zijn. Het huis zelf moet een ziel hebben. De ziel is onzichtbaar, het is iets wat je voelt, iets waarin je gelooft. Je gelooft dat dat knusse hoekje, die strakke wand, die zichtlijn, alleen voor jou bedacht en gemaakt zijn. In sommige gevallen door jezelf bedacht en gemaakt zijn, dat maakt het gevoel nog sterker.
Een huis met een ziel is uniek en persoonlijk. Bewust of onbewust zijn mensen op zoek naar zo’n huis.
Foto:
Jan van Erven Dorens in zijn eigen, zelfverzonnen huis. Het heeft een ziel.