Rood, oranje, geel en dan groen. Als fruit met een omgekeerd rijpingsproces verkleuren de inreiscodes. Nu corona bijna voorbij is, laat de toerismeboom z’n vruchten weer vallen op Amsterdamse grond. Ik voorspel dat de hoofdstad snel op tien miljoen bezoekers per jaar zit.
In de oude binnenstad zijn horeca en detailhandel blij, maar bewoners roepen nu al om maatregelen die toerisme terugdringen. Dan helpt het niet dat het Amsterdam Museum zijn nieuwe huisvesting (terwijl er zoeklocaties buiten het centrum waren) toch uitbreidt op de huidige plek. Een kersvers Rembrandtmuseum aan het Leidseplein is olieverf op het vuur van de drukke binnenstad. Miljoenen extra bezoekers naar plekken waar drukte zich al concentreert. Waarom verleent de gemeente hiervoor vergunningen, als ze zegt oververhitte gebieden te willen ontlasten?
Toeristen spreiden
Ik hoor niet tot het kamp van toeristenhaters. Bezoekers brengen de stad genoeg goeds. Ze geven geld uit en stimuleren zo horeca, winkels en buurtvoorzieningen. Daarnaast maken ze musea en tramlijnen rendabel en zorgen ze voor levendigheid. Maar als je alle grote musea en voorzieningen in één gebied concentreert geeft dat overlast. Kort na de kredietcrisis en ver vóór de coronapandemie startte Amsterdam met beleid om toerisme te spreiden. Geen ingewikkelde klus, want toeristloze wijken liggen voor het oprapen.
Het vreemde is dat Amsterdam nooit heeft ingezet op spreiding van toeristen in eigen stad. Buitenwijken kampen soms met winkelleegstand en armoede, een nieuwe groep koopkrachtigen zou de boel doen opbloeien. Maar toen Centrum en Zuid te druk werden, leken Haarlem, Utrecht of Leiden opeens het enige alternatief. Inmiddels wordt openlijk gezegd dat dit beleid is mislukt. Toeristen komen voor Amsterdam. Ze willen niet op Amsterdam CS zoeken naar een intercity waarmee ze een half uur moeten reizen naar een onbekende provinciestad. Ze snappen donders goed dat je dan de stad verlaat. Wat wél kan: met de metro in vijf minuten van de Dam naar Noord of in vijftien sneltram-minuten naar Zeeburgereiland. Toeristen weten dat metro en tram je niet de stad uit brengen, hooguit er dieper in.
Dan moeten er natuurlijk wel trekpleisters zijn in die buitenwijken. Tot nu toe is de zelfbenoemde ‘ongedeelde stad’ Amsterdam niet erg tuk op delen. Musea en voorzieningen worden angstvallig binnen de biotoop van de grachtengordel gehouden. Maar waarom verhuizen we het Van Gogh of Stedelijk Museum (of allebei) niet naar een buitenwijk? Dit verlevendigt stadswijken die nu kunstmatig arm en saai worden gehouden. Waarom heeft dit soort spreiding zich – net als in steden als Parijs en Londen – niet al lang voltrokken? Amsterdam maakt een potje van spreiding. Universiteiten, categorale gymnasia, hoofdkantoren en hotels liggen ook samengebald in een beperkt aantal wijken.
Hotelstop op de schop
Laten we ook de hotelstop op de schop nemen. De in 2016 ingestelde stop vormt een obstakel voor toerismespreiding. In Centrum en Zuid is de overconcentratie van hotels door deze maatregel in de gevels vastgemetseld. Een hotelvergunning is goud, geen hotelier zal vrijwillig z’n bedrijf beëindigen. Ondertussen mogen wijken met weinig hotels geen nieuwe hotels openen vanwege de overconcentratie in Centrum en Zuid. De oplossing: geen hotelstop in buurten met weinig hotels. Bouw maar snel een mooi hotel op Zeeburgereiland naast het perron van tram 26. Daar, op dat eilandje in de Stille IJ-Zee, wachten een paar silo’s al vijftien jaar op een culturele herbestemming. Misschien kan een van de trekpleisters uit het centrum z’n reuring transplanteren? Desnoods verhuist Rembrandt z’n atelier van het Leidseplein. Het water weerspiegelt er mooie luchten – voor onze beroemdste kunstschilder een gespreid bedje.
Foto: Het Amsterdam Museum aan de drukke Kalverstraat in de drukke binnenstad.