Column

De stille stad: Somerlust

De zon komt alweer op als ik na een lange nacht voorzichtig terugfiets naar huis. Ik rijd langs de Amstel, rond de Omval en als ik de brug bij de Spaklerweg passeer, kijk ik naar rechts. Daar gebeurt het. Meer precies gebeurt er niets. De morgendauw verhult de Amstel, het is windstil en de eerste zonnestralen geven alles een mystieke rust. Zo ziet het paradijs eruit, denk ik, enigszins beneveld. Het is zo’n moment dat je helemaal alleen bent en je toch verbonden weet met de rest van de wereld. Ik stap even van mijn fiets en neurie Shaffy. “Het is stil in Amsterdam, de mensen zijn gaan slapen”. Tevreden slinger ik verder naar huis en verdwijn in een prachtige droom.

De volgende middag fiets ik terug de stad in. Met een paar paracetamol achter de kiezen gaat dat prima. Aangekomen bij het Amstelkwartier is mijn hemel van rust veranderd in een apotheose van beweging en geluid. Duizenden mensen krioelen op de plek waar vanmorgen slechts dauw en stilte was. Ze varen, zwemmen en zitten in het gras. Je kunt over de hoofden lopen, maar op miraculeuze wijze blijft iedereen toch hangen op dezelfde plek. Het is alsof ze zitten te wachten op een pop-upconcert van de Stones of de lang verwachte tweede Bergrede van Jezus. Mijn hoofdpijn verdwijnt er niet door. 

Ik fiets door en passeer met gevaar voor eigen leven de overgang bij de Berlagebrug. Als ik iets later tot rust ben gekomen en in colonne langs de Weesperzijde rijd, denk ik met weemoed terug aan mijn stille ontmoeting met de dauw. Ik neem me voor vanavond weer heel laat naar huis te gaan. Terug naar mijn paradijs bij de Amstel. Moet ik de hele nacht nog door. Stilte vinden in Amsterdam, soms is het een kwestie van doorfeesten.

Door Jaap Broersma

Beeld: Somerlust, olieverf, 60 x 80 cm.