Eva Hoeke (35) is columniste voor Het Parool. Ze woont en werkt in Betondorp en heeft een scherp oog voor het menselijk tekort, waar ze evenwel met mededogen over schrijft. Haar beste verhalen werden gebundeld in De stad, de kroeg en de man.
Je haalt je verhalen van heel dichtbij.
“Ik ben zo’n beetje samen gaan wonen met het menselijk tekort. Mijn liefje, ‘De man’ in mijn verhalen, is een van mijn inspiratiebronnen.”
Een lieve man.
“Schrijf je wel even op dat jij, Marcel van Roosmalen, die man bent. Nee serieus, anders wordt dat weer een ding op Twitter. Stel er anders even een vraag over…”
Gek hè, om door je vriend geïnterviewd te worden.
“Dit wordt allemaal veel te incestueus, sorry. De normale lezer heeft daar helemaal geen zin in, snap je?”
In je boek staan verhalen over Amsterdam, je woont in Betondorp. Wat maakt dat stukje stad zo bijzonder?
“Het is een nog onontdekt stukje stad. We kwamen er terecht na een jaar zoeken. Ik kwam van de Haarlemmerdijk, jij van de Govert Flinckstraat. We waren alle twee nog nooit in Betondorp geweest, maar het is een meesterzet. Het is authentiek, de huizen zijn er prachtig, de mensen zijn echt en Marqt, het Vlaams Broodhuys en de Coffee Company zitten er nog niet.”
Je hebt er nog gewoon een buurtwinkel?
“Sterker nog: je hebt Versmarkt Oosterwaal. De eigenaar daar heet Marcel en hij is net zo goed stomerijhouder, bank en sociaal werker als winkelier.”
Vormt Betondorp een inspiratiebron?
“Jazeker, er woont hier van alles. Je hebt de oorspronkelijke bewoner van tachtig die in de jaren dertig op 1 mei nog heeft staan dansen op De Brink, want toen was het nog een soort van socialistische modelwijk, maar je vindt er ook de veelpleger die hier is gestationeerd na een leven vol ellende.”
Moet je moeite doen om die mensen te leren kennen?
“Nee, iedereen kent elkaar van op straat. Het is effe snuffelen en dan is het goed.”
Waarom pas jij zo goed in Betondorp?
“Ik schrijf kleine verhalen over groot leed en andersom en die vind je hier volop. We wonen hier pas een paar maanden maar ik heb nu al een paar pareltjes ontdekt. Jorry Jordano, alias de man met de hoed, bijvoorbeeld. Hij heeft op verzoek een keer bij ons ingebroken toen JIJ de sleutels binnen had laten liggen. Wij naar Marcel van de buurtsuper, want als er een probleem is ga je naar hem en die zei: ‘Je kan de sleutelkoning laten komen, maar je kunt ook gewoon hem meenemen.’ En toen wees-ie naar Jorry, die zichzelf omschreef als een ‘VP’. Een veelpleger die op het rechte pad was geraakt. Binnen tien minuten waren we binnen.”
Dat soort contacten ontstaan spontaan?
“Ja, het is een kwestie van een praatje maken en interesse tonen, dan komen de verhalen vanzelf. Er staat ook een verhaal in mijn boek over een Iraanse mevrouw die bij een traiteur werkt en haar land was ontvlucht omdat ze lesbisch is. Kreeg ze in Nederland last van de buren die ‘vuile lesbie’ op de muur schreven en hondenpoep op de deur smeerden.
Waar ik om moest lachen was om de zwerver die me om twee euro vroeg en die een geldbuidel met de dagopbrengst, een paar duizend euro, om zijn middel had hangen. Dat was overigens in de binnenstad, niet in Betondorp.”
Je houdt van kroegen.
“In kroegen ontmoet je het echte leven. Café Van Wou in de Pijp is mijn stamkroeg. Henk en Ellie, de uitbaters, zijn geweldig. Sinds we in Betondorp zitten ga ik ook graag naar café De Avonden, dat wordt gerund door twee broers uit Diemen. Echte lieverds, die laat op de avond een tosti voor je gaan maken of frietjes in het vet gooien.
Je kunt er altijd terecht, als de melk op is bijvoorbeeld, en er zijn daar altijd verhalen. Het is een wonder. Ik heb er Spijk ontmoet, een man met een vergeelde snor die geweldig kan vertellen.”
Het werk ligt in Betondorp letterlijk op straat?
“Vergeleken met andere wijken is dit veel meer een geheel. Iedereen kent mekaar. Het is niet zo dat je bij elkaar op schoot zit, maar het is wel heel intiem. Ze hebben het verschrikkelijk en tegelijkertijd heel gezellig met elkaar. Het is een van de laatste authentieke Amsterdamse wijken. Dat komt ook door de geïsoleerde ligging: het begint voorbij de begraafplaats aan de Middenweg en eindigt bij het viaduct voor Diemen, waar het nadrukkelijk niet bij hoort. Er is een begin en een eind en als je daartussenin zit, ben je dus Betondorper. Als je in Oost woont, kun je nog alle kanten op. Er is een nadrukkelijk verschil tussen de Javastraat en de Watergraafsmeer. Schrijf maar: als je in Betondorp woont, woon je in Betondorp en dat vormt je identiteit.”
Bedankt voor het interview.
“Graag gedaan, en ga nu maar de vuilnis buiten zetten want dat heb ik al drie keer gevraagd.”
Eva Hoeke, De stad, de kroeg en de man (Uitgeverij Meulenhoff, 15 euro).
Door Marcel van Roosmalen
Lees hier, onder anderen, Henk Spaan en Peter Heerschop in De Jas.