Vanmorgen werd ik opgeschrikt door een bericht op Facebook van twee mensen die heel binnenkort voor een jaar naar het Franse platteland vertrekken. Het opschrikken gebeurde omdat wij dat heel binnenkort niet gaan doen. Het ziet er zelfs naar uit dat wij nooit voor een jaar naar het Franse platteland zullen vertrekken. Terwijl ik hoognodig een jaar naar het Franse platteland moet. Ik was het al een tijd vergeten, maar Facebook herinnerde mij eraan. Da’s waar ook! We moeten weg.
‘Waarom wil je nou ineens naar het Franse platteland?’ zegt hij.
‘Het hoeft niet per se het Franse platteland te zijn,’ zeg ik. ‘Whatever.’
‘Jij kan gewoon schrijven,’ zegt hij. ‘Maar wat moet ik dan doen, een jaar op het Franse platteland?’
‘Gewoon. Wijn maken.’
‘Gewoon?’
‘Moestuin bijhouden. Koken. Kinderen. Dat wilde je toch altijd zo graag?’
‘Ik vind mijn werk heel leuk.’
‘Ja hoor, nu vind je je werk ineens heel leuk.’
‘Voor jou verandert er niet zoveel,’ zegt hij. ‘Op het Franse platteland.’
Het gesprek eindigt met het Nederlandse platteland. Ik wil ook wel naar het Nederlandse platteland vertrekken als dat voor hem makkelijker is. Het is een stuk minder idyllisch. Maar het blijft het platteland. In Groningen of Zeeuws-Vlaanderen is alles ook heel anders.
‘Jij wil altijd overal weg,’ zegt hij.
Daar heeft hij gelijk in, maar ik ga nooit ergens weg.