Het was misschien een impulsaankoop, maar dan wel een bijzondere. De winterjas was tweedehands. Dus oud, maar voor haar weer nieuw. Ze had ‘m meteen aangedaan. Haar andere jas droeg ze in de plastic tas.
Ze wilde haar fiets gaan pakken. Ze voelde gesnuffel bij haar been. Het was een hond, weliswaar aan de lijn, die rondjes om haar heen probeerde te lopen.
Het baasje keek eerst naar haar jas en toen vol haat naar haar. ‘Kom maar, Pumpkin. Kom maar, dat is vies.’ Ze trok aan de riem. ‘Erg hè Pumpkin, dat is bont. Zonder blikken of blozen loopt ze hier gewoon met een dood dier, want dat is het. Kom maar, laat die mevrouw maar.’ Doordat ze aan de riem trok en het beest bijna keelde, zette het dier dat dus Pumpkin bleek te heten zich schrap. Het begon nu ook nog te grommen.
‘Kom maar Pumpkin, het is geen echte vos meer en ook geen konijntje. Het diertje is doodgemaakt voor de jas van deze mevrouw… Zielig hè?’
De jas was ineens veel te warm voor deze winter die meer op de herfst leek. Ze voelde dat haar oksels nat werden van het zweet. Stom wijf, dacht ze en ze baalde dat ze rood werd.
Ze had genoeg goede voornemens voor dit jaar, maar dan moesten anderen niet zo gaan doen. Aardiger zijn, wat vaker zomaar naar iemand lachen en minder drop eten, veel minder. Pumpkin bracht een geluid voort dat op een laatste ademhaling leek en zijn ogen puilden bijna uit. Waarom had dat mens ‘m dan ook niet op een cursus gedaan… Het beest luisterde van geen kant.
Ze was ineens een stuk minder blij met haar nieuwe tweedehands jas. Ze had er niet eens op gelet of het bont echt was. Hij was goedkoop en warm. En vooral mooi, een beetje Russisch zeg maar. Kon ze de jas nog terugbrengen? Ze kon eens bellen met een goede smoes. Kon je allergisch blijken voor bont?
Ze fietste sneller dan anders naar huis, misschien zelfs een beetje ineengedoken. Ze was er bijna toen er een rotje vlak voor haar wiel ontplofte. ‘Hee dierenbeul,’ schreeuwde een kinderstem. Ze keek om zich heen. Van schrik wist ze niet van welke kant het kwam. Ze was bijna gevallen, stootte haar scheen aan haar trapper toen ze haar fiets weer haastig omhoog sjorde. Ze moest huilen, heel hard huilen, maar ze deed het niet. In plaats daarvan fietste ze nog harder naar huis.
Thuis propte ze de jas achter in haar kledingkast. Ze zou ‘m niet eens aan Frank laten zien. Hij was gewoon zo lekker warm geweest en zo goedkoop, maar bont was meer iets voor 2013, dat vond ze zelf eigenlijk ook.