Alle prinsessen opgelet!

Zij: ‘Niet al het bruine brood is bruin. Soms is bruin brood geverfd wit brood. Geloof jij dat?’
Hij: ‘Ik geloof wel gekkere dingen hoor.’
Zij en Frank, Frank en zij. Ware liefde bestond misschien.
Ze zaten aan het ontbijt. Zij zat nog in haar badjas en de nacht plakte op haar huid. Hij was gedoucht en zijn tas stond al klaar.
Het was een militaire operatie. De oude koningin werd een koning en iedereen mocht komen kijken. Er werden tijdelijke bruggen gebouwd, wegen versperd of juist omgelegd. Een zwaar geregisseerde en uitgedachte vertoning. Dat zou het worden.
Frank had er zin in. Zo’n feest was goed voor de economie.
Hoe dat in elkaar zat begreep ze niet. Zo’n feest kostte toch alleen maar heel veel geld?
‘Ja, maar geld moet rollen toch en van het een komt het ander.’ Inmiddels hield ze van zijn oneliners. Het leven werd er zo lekker simpel van. Ze besloot hem maar te geloven. Hij praatte door zonder dat hij enige aanmoediging van haar kant nodig had. Na 30 april kon er wel eens ‘een nieuwe wind gaan waaien,’ en ‘schoon schip gemaakt worden’. Heerlijk. Mensen kregen zin in ‘een nieuwe start,’ en alle oude schepen mochten verbrand worden.
‘Wil je een bruine boterham? Of een witte? Of een bruine witte?’
‘Doe maar wat.’
Met haar mond nog vol vroeg ze hem of veel meer mensen wisten dat de crisis na 30 april voorbij was.
‘Niet meteen voorbij liefje, er komt een nieuwe impuls en mensen hebben er weer zin in!’ De arme schat had al weken geen huis meer verkocht. En aan hem lag het niet hoor. Maar hij hield hoop en dat was knap.
Hij gaf haar een knipoog en vroeg waar ze aan dacht.
‘Ik keek gewoon naar je… Het gaat goed tussen ons vind je niet?’
‘Zeker.’
‘Het is dus maar goed dat de koningin er mee ophoudt. Voor iedereen. We krijgen er allemaal weer zin in!’ Ze lachte naar hem. Er zat pindakaas bij zijn mondhoek.
‘Moet je meteen naar kantoor?’
‘Ja hoezo.’
‘Nou gewoon. Ik dacht, misschien heb je zin?’
‘Jeetje. Ik weet niet. Je overvalt me.’
‘Gewoon alvast, voor het echte feest begint zeg maar.’
Zijn tong ging naar de pindakaas. ‘Heel snel dan.’
‘Heel snel.’
Terwijl hij zich weer uitkleedde en zij haar badjas liet afglijden dacht ze aan de optocht.
En de prinsesjes maar zwaaien!