Vergetelheid

Om te weten waar ik ben gedoopt, wanneer en door wie, moest ik mijn ouders bellen. Ze hadden geen idee.
‘Het was een kerk aan de Molenweg,’ zei mijn vader.
‘Nee, daar is-ie geboren,’ zei mijn moeder.
‘Ik kan me wel de kapelaan herinneren. Die kwam na je geboorte meteen langs om over de doop te praten.’
‘De hond sprong steeds tegen hem op. Heel vreemd.’
‘Misschien staat het in ons trouwboekje?’
‘We bellen straks wel terug.’
Ik wil weten waar ik gedoopt ben, om me uit te schrijven als katholiek. Dat ben ik al dertig jaar van plan, en nu moet het maar eens gebeuren. De kerk heeft het eenvoudiger gemaakt, las ik van de week in de krant. Eén brief naar de parochie volstaat. Maar welke parochie?
Mijn ouders stammen allebei uit een traditioneel Brabants gezin, waar de kinderen een trits doopnamen kregen en ‘meneer pastoor’ een baas was. Ze hebben zich ontworsteld, en lieten me de vrije keuze. Ik ben dus ongelovige geworden, ook al bezocht ik een katholieke school met aardige paters (waarvan er een ‘Spekkie’ heette), en een katholieke universiteit waar ik moest studeren op het lot van dappere katholieken in de gereformeerde Nederlanden.
Het heeft niet geholpen.
Er is niet veel nodig, om mensen enthousiast te krijgen voor iets bovennatuurlijks. Een tijdje terug was ik op een festival in Biddinghuizen, waar 55.000 feestgangers een paar dagen kampeerden om hun geloof te vieren tijdens een bijeenkomst die Opwekking heette. 55.000! En stuk voor stuk konden ze me vertellen waarom Jezus liefde is.
Er is geen katholiek die ze dat nadoet.
Dat is raar. Het is de katholieke kerk geweest die in het zeventiende eeuw het woord propaganda heeft uitgevonden, en daarmee aan de basis stond van wat wij nu Marketing & PR noemen. Het Vaticaan had een pauselijk reclamebureau, Congregatio de Propaganda Fide, waar de snelle jongens en meisjes van nu nog wat van kunnen leren. Iemand heilig verklaren, bijvoorbeeld, was een katholieke truc die nog steeds wordt toegepast door John de Mol.
Maar de katholieken zijn het vak verleerd. Soms nodigt de televisie een twitterende kapelaan uit, of een bloggende priester met een vage boodschap. Ook verschijnt er af en toe een blonde katholieke mevrouw op televisie die met passie de waarden van de kerk uitdraagt, en bijvoorbeeld zegt dat twee homo’s geen kind mogen opvoeden. Het helpt allemaal niet. Hoe slechter het gaat met de katholieken, hoe sterker ze zich vastklampen aan hun neergang.
Volkskrant-verslaggeefster Marjon Bolwijn citeerde woensdag uit een brief van een pastoor aan een ex-gelovige, die zich uit wilde schrijven. Dat was niet mals. ‘U wijst Christus en zijn kerk af,’ schreef de pastoor. ‘Ik ben bang dat u zelf het eeuwig leven niet waardig keurt en de toegang tot het eeuwig leven en de verrijzenis hebt geblokkeerd. Daarmee raakt u in de eeuwige vergetelheid, waar niemand u ooit nog zal missen.’
De pastoor heet Frank Michaël As, en op de website van zijn Heilige Michaël Parochie in Sint-Michielsgestel stelt hij zich voor als een omgeschoolde arts: ‘God had een ander plan met mijn leven en Hij riep mij tot het priesterschap’. Ik hoop voor hem dat het niet de katholieke kerk is, die door zijn toedoen in de eeuwige vergetelheid zal raken.
In elk geval: mijn ouders belden terug. Ze vonden het niet vreemd dat ik mezelf wilde excommuniceren.
‘Het staat niet in het trouwboekje,’ zei mijn moeder.
‘Het was de Bethlehemparochie aan de Tweede Oude Heselaan,’ zei mijn vader.
Ik vroeg ze of het een mooi feest was geweest: ik als baby, in doeken gewikkeld, en alle vrienden en familie er omheen, en dan het moment dat de pastoor het doopwater…
Ze hadden geen idee. Ze waren het allemaal vergeten, zoals de kerk hen was vergeten.
‘We hebben nog wel een doopkaars ergens,’ zei mijn moeder. ‘Maar waar die ligt? Ik zal eens zoeken.’
De katholieke kerk heeft veel geboden, en ik blijf me liefdevol aan het vierde houden.