Noodlanding op de Weesperzijde

Als onwetend rivierenbuurtknulletje verkaste ik in 2004 naar Oost. Samenwonen met vriendinlief in een romantisch souterrain aan de Weesperzijde. Stiekem onderhuren op een rijkeluitjeslocatie, voor 160 euro inclusief. Belachelijk natuurlijk; laat ik daarom iets over de middeleeuwse woonomstandigheden vertellen.

Onze woonkelder was vanzelfsprekend donker. De eeuwenoude katoenen elektriciteitskabels waren slecht zichtbaar; menig risicoanalyticus zou dit een levensgevaarlijke situatie noemen. We hadden een zonloos minituintje dat door een zekere bijgoochem was volgesodemieterd met beton. Zodoende was iedere motregenbui retespannend: zou de antieke vloer weer blank staan? De duurzame vochtigheid maakte ons stulpje tot woonparadijs voor allerhande schimmelorganismen en moddervette huisspinnen. De toenmalige winters waren streng, binnenshuis althans. Twee loeiende gaskachels ten spijt. Douchen was een intense belevenis. Om warm douchewater te verwekken moest je minutenlang een hete wastafelkraan laten lopen. Vervolgens stond je naast de tuindeur te blauwbekken onder een wanhopig pisstraaltje.

De hoofdhuurder woonde boven ons. Zij was een bijna tachtigjarige Amsterdamse die rond 1930 met haar ouders naar de Weesperzijde verhuisde. Heerlijk mens. Ze wenste ons voortdurend een prettig weekend. Lief en een tikkeltje apart. Op haar verdieping deelden we het toilet. Als je haar daar tegenkwam, meldde ze dikwijls dat ze een ‘noodlanding’ ging maken. Dit was een oprechte waarschuwing, want bij zo’n noodlanding kwamen buitengewone geurdampen vrij.

Onze buurvrouw was niet zo van het aanpakken. ‘Dat zien we na de kerst wel,’ reageerde zij steevast als er iets gebeuren moest. Zo ook toen we in pakweg februari een klein maar zeker gaslekje in onze pittoreske keuken ontdekten. Na hevig aandringen belde zij de asociale huisbaas, die reparatie pas nodig vond toen hij besefte dat de ganse toko in de hens kon vliegen. Tot die tijd sliepen we, ook bij barbaarse vrieskou, met het raam open.

Tijden veranderen. Onze prachtige buurvrouw is al jaren dood, het lieflijke souterrain blinkend gerenoveerd. Het wordt bewoond door welvarende hipsters. Soms, als mijn fascinerende leventje tegenzit, verlang ik terug naar toen. Naar vervlogen onbezorgdheid.