De koper

Ze had nu al een week griep. Haar neus en oren zaten vol. Ze werd volgende week achtendertig. Van die gedachte werd ze niet vrolijk. Haar moeder had haar al gevraagd hoe ze haar verjaardag wilde vieren. Daar had ze geen antwoord op geweten. Misschien kon ze dan nog ziek zijn. Hoofd onder de dekens, hoera…
Toen ze uit de douche stapte, zag ze dat ze vier gemiste oproepen had. Allemaal van Frank! Nee, nee … Nee! Ze zou hem niet terugbellen…
Tot hij één minuut later een sms stuurde: IK HEB EEN KOPER VOOR JE HUIS!!!
Ze had blij moeten zijn, maar ze voelde teleurstelling. Hij belde niet om sorry te zeggen, niet om te zeggen dat hij van haar hield. Een koper dus. Zijn zeldzame vangst, een koper, wond hem blijkbaar dermate op dat hij geen schroom voelde om contact met haar te zoeken. Bijna twaalf weken geleden had ze letterlijk en figuurlijk zijn deur achter zich dichtgetrokken. Niets had ze gehoord. Een oorverdovend niets.
Maar ja, een koper, waar vond je die nog tegenwoordig? Wie durfde het aan… en hoe lang was deze koper een potentiële koper, had ze dagen of slechts uren de tijd voordat de twijfel ook bij hem/haar toesloeg? Ze wist dat ze het zich gewoonweg niet kon permitteren te mokken en daarom belde ze. Alleen daarom.
Ze hoestte. ‘Je had een koper.’ Ze wilde haar stem gewoon laten klinken. Gewoon, zakelijk, geen emoties, geen verdriet en ook geen blijdschap.
‘Fijn dat je me terugbelt. Hoe is het met je?’
Ze vond het heerlijk zijn stem te horen. ‘Ik bel je terug omdat je een koper had…’
‘Nou, luister, het zit zo, er is iemand die in jouw straat wil wonen.’
‘Ja, en? In mijn straat staan wel veertien huizen te koop!’
‘Nou, ik dacht meteen aan jou!’
Ze slikte. ‘Nou, dat waardeer ik.’
‘Ja?’
‘Ja, heeft die koper het huis al gezien?’
‘Nee, zo ver zijn we nog niet.’
‘Misschien is het beter dat je me belt wanneer die koper het huis gezien heeft en dan nog eens wil kijken, dan nog een keer en dan een bod doet… Wat dacht je daarvan?’
‘Mmm.’
‘Ik woon ondertussen nog steeds bij m’n moeder hè.’ Waarom ze dat nou zei? Ze voelde een hoestbui opkomen. ‘Weet je, bel me maar als de financiering rond is, dat lijkt me nog beter.’ Ze hing snel op. Een blaffende hoest benam haar de adem.
Ze zag dat hij opnieuw belde. En nog een keer. Een uur later weer… Ze nam nog een paracetamol. Toen begon ze te twijfelen. Was het toch geen smoes van hem. Er was waarschijnlijk geen koper, nooit geweest… Misschien had hij onthouden dat ze bijna jarig was? Wanneer hij straks nog eens belde zou ze wel opnemen.