Liefdevol oogcontact tussen verleden en toekomst

Op een zonrijke vrijdag wandel ik met mijn anderhalfjarige dochter De Open Hof binnen. De Open Hof is een klein woon- en zorgcentrum in de Watergraafsmeer, uitkijkend op de reuzeknusse Hugo de Vrieslaan. Het interieur is old school: eenvoudige meubels, hoogbejaarde lift en wegwijsbordjes met pijlen naar zogenaamde ‘ziekenafdelingen’.

In een gezellig drukke woonkamer wordt een gymactiviteit gedaan. Vastberaden stiefelt Julia op haar korte beentjes naar binnen en grijpt de eerste bal die ze ziet. ‘Hee man, wat is dat voor gek!’ aldus meneer Vermegen in plat Amsterdams. ‘Het is een lief meisje, meneer Vermegen,’ zegt de activiteitenbegeleider. Dat vindt meneer Vermegen eigenlijk ook wel. ‘Wat een lekker kind ben jij!’ roept hij enthousiast, op luide toon. Meneer Vermegen is verward, zoals veel bewoners hier. Julia blikt nieuwsgierig rond, vele oude ogen volgen haar. Ongericht gooit Julia de bal naar mevrouw Huijbregts, die daarvoor echter geen aandacht heeft. ‘Wat een prachtig jongetje,’ stamelt ze gelukzalig. Ze aait Julia liefdevol over haar krullenbolletje. Julia kijkt omhoog en schenkt mevrouw Huijbregts haar breedste glimlach. Zo komen verleden en toekomst in oogcontact samen, seconden lang. Ze mogen elkaar wel.

Mevrouw Verschuur zit in een rolstoel. Ze roept dikwijls ‘Au!’ zonder zichtbare aanleiding. Het is twaalf uur, tafels worden gedekt. Mevrouw Verschuur probeert Julia’s jasje voor te binden alsof het een schort is. Meneer Vermegen houdt oog voor de bal. ‘Je mag bij mijn komen voetballen hoor, wijfie!’ buldert hij. We gaan maar eens. Julia zwaait fanatiek, opgewekte dametjes wuiven terug. ‘Geef die bal een hijs, kind! Je mag bij Ajax, ik ben gek met Ajax!’ Meneer Vermegen begint uit volle borst te zingen: ‘Hand in hand, kameraden…’ Hier moet ik ingrijpen. ‘Gaat u dit echt zingen, meneer Vermegen?’ Dat doet hij. ‘Hand in hand, voor Ajax één!’ En ligt dubbel. Dementie is geen pretje, maar ook niet zonder pret. ‘Hou je mond nou eens!’ roept meneer Verbeek, maar meneer Vermegen hoort hem niet.

PS De namen in dit verhaaltje zijn gefingeerd.