Waar zijn de bomen?

De dochters drentelen op de stoep terwijl ik de fietsen van het slot haal. We staan tussen de Aziatische toeristen. Ze fotograferen de huizen tegenover die van ons en stappen dan weer allemaal tegelijk in de touringcar die midden op straat wacht. Hellingman tours.
Ik denk: onthouden die naam. Terwijl Hellingman tours de hoek om rijdt, fietsen wij rechtdoor in de richting van de stad. De jongste (2) zit achterop en de oudste (7) fietst zelf. Het is namelijk herfst. Ik vind dat er herfstblaadjes gespot moeten worden. Aan de jongste heb ik al een paar keer uitgelegd dat bomen in de herfst van kleur verschieten en dat de bladeren dan vallen.
‘Maar ik val niet, hè?’ zegt ze dan. ‘Ik val niet.’
‘Nee, jij valt niet. Alleen de bladeren.’
Voor haar is de boom een onbekend fenomeen. De boom staat niet in haar straatbeeld. De boom is net zo ver weg als de olifant.
En de oudste gaat alleen maar graag de stad in omdat daar bomen staan. ‘Ik hou van de stad, mama, omdat daar zoveel natuur is,’ zegt ze regelmatig. Dat vind ik wel triest klinken.
Maar goed, we verlaten het nieuwbouweiland. Op weg naar herfstblaadjes.
Aan de overkant van de Nesciobrug is een kamp waar gepensioneerde circusmensen wonen. Als we daar doorheen fietsen komt een forse, donkere man ons tegemoet lopen. Hij kijkt mij aan en ik krijg het ijskoud. Zijn ogen, ook de oogballen, zijn zwart. Die man is dood, denk ik. Ik weet best dat dat mijn opholgeslagen fantasie is.
‘Even doorfietsen,’ zeg ik.
‘Had je die man net gezien?’ vraagt de oudste na een tijdje.
‘Ja.’
‘Die was vreemd, hè?’
‘Nou.’
Het is mistig. We fietsen over de ringdijk en passeren daar achter mekaar nog vier nachtmerrieachtigen. Twee bejaarde mannen, een Surinaamse vrouw met een hond en een jongeman met halflang haar. Ze bewegen zich vreemd. Ze hebben geen blik in hun ogen. Alsof er hier ergens een buslading buitenaardse wezens uitgestapt is.
‘Hele gekke mensen hier overal. Vind je niet, mama?’ De oudste begint te giechelen. Ik kijk of ik Hellingman tours ergens zie staan. Maar nee.
‘Waar zijn de bomen dan?’ hoor ik achter me. ‘Waar zijn de bomen?’
Aan onze rechterhand zien we ze niet. Waar ze anders staan, staan ze niet. Omdat het mist natuurlijk.