DE HEILIGE MOEDERPLICHT

Veel te laat haal ik mijn blik van de computer, ren zonder op- of omkijken het huis uit, struikelend over de kinderen, op de stoep krioelt het ervan, knipperend met mijn ogen tegen het zonlicht zit ik op de fiets, haal eerst de ene van de opvang en dan de andere van de crèche, parkeer ze rond zessen heelhuids bij de rest op de stoep, missie geslaagd zou je denken. Eind goed al goed. Maar in plaats van rustig voor mijn huis te gaan zitten, te genieten van zon en spelende dochters, kwak ik een berg groente in de pan, ren ik constant heen en weer tussen binnen en buiten, tussen braadpan en tweejarige, alsof de dood me op de hielen zit, dat zit-ie ook als de kleine onbewaakt buiten is, maar de kleine bij mij binnen opsluiten terwijl het buiten allemaal te doen is, resulteert in automutilatie harerzijds.
De hele groenteberg brandt uiteindelijk aan, de vegetarische kipstukjes zullen even later ook aanbranden, de kinderen de pan uit vliegen en de moeder zal overkoken, maar dat is nu nog niet aan de orde. Hier kan ik me nog bedenken.
In de huizen roeren de ouders in pruttelende pannen. Uit de openstaande deuren komen zachte muziekjes, de heerlijkste etensgeuren.
‘Je mag nog héél even spelen, Binkie. We gaan zó eten. Ik denk dat alle kindjes zó gaan eten,’ zegt een vrouw met zo’n typisch moederstemmetje.
Niet àlle kindjes, godverdomme.
De vrouw glimlacht naar me, ik glimlach terug. Het is het moeders-onder-elkaar-lachje. Het ik-heb-alles-onder-controle-lachje. Ik voel daar al wel hoe mijn typische moederstemmetje me langzaam aan het verlaten is en nog ga ik er niet bij zitten. Nòg denk ik niet: ik bak zo wel een ei. Iedereen blij.
Glimlachend ren ik heen en weer.
Vanuit mijn ooghoeken heb ik ze heus wel voorbij zien schieten hoor, mijn soortgenoten, met holle ogen jagen ze achter hun boefjes aan. Verkrampte lachjes. Vuurrode koppen. Vette haarstrengen. Schaduwen van zichzelf. Bezeten door de heilige moederplicht. Alsof het de duivel is. Maar het is de duivel niet. Toch?